-4-
dat uw suggesties met betrekking tot de kort lopende financiering geva
ren in zich houdt. Immers niets is zo onzeker als de rente-ontwikkeling.
Het mag duidelijk zijn,een structurele oplossing door middel van ombui
gingen genieten bij mij verre de voorkeur. Uw opmerking om ten aanzien
van de monumenten een en ander te bezien in het kader van de stadsver
nieuwing vat ik voorshands positief op. Wel constateer ik dat daadwerke
lijke initiatieven om te komen tot een monumentenverordening niet zijn
ondernomen. Ik hoop dat verder aandringen niet meer noodzakelijk hoeft
te zijn. Er vanuit gaande dat de effectuering van een eerdere uitspraak
van een meerderheid van de raad nu ook gestalte gaat krijgen. Dat u bij
de aanwending van de zogenaamde herbezettingsgelden prioriteit geeft aan
de vervulling van een formatieplaats in de sector sport en welzijn lijkt
mij alleszins gerechtvaardigd. Ook ik heb echter oog voor de problemen
waarvoor bijvoorbeeld de afdeling financiën zich geplaatst ziet. Zo maar
enigszins mogelijk lijkt mij het noodzakelijk ook hiervoor aandacht te
hebben. Overigens roept de zogenaamde werktijdverkorting met ingang van
1 augustus 1985 bij mij de vraag op, op welke wijze u dit denkt te ef
fectueren. Op het pad van de automatisering zijn de eerste stappen gezet.
Het is onmiskenbaar dat de ontwikkeling hiervan in onze maatschappij in
zijn geheel met rasse schreden zal voortgaan. Het initiatief van de ge
meente Oud Gastel om het personeel op geheel eigen wijze hiermee kennis
te laten maken is lovenswaardig. Ik vraag me af of en in hoeverre wij
in Oudenbosch soortgelijke initiatieven kunnen verwachten. Moderne hulp
middelen zijn niet meer weg te denken, maar het zijn per slot van reke
ning de mensen die ermee moeten werken. Algemeen is bekend dat door de
verslechterde economische situatie mensen in betalingsproblemen geraken.
Ook bij de inning van belastingen doet dit opgeld. Ik ben benieuwd in
welke mate bij ons sprake is van kwijtscheldingsproblemen. Mogelijkerwijs
kunt u hierop in de commissie algemene en bestuurlijke zaken eens terug
komen. Ik besef dat ik in mijn tweede termijn nogal wat aandacht heb be
steed aan de zogenaamde middelenaspecten van het beleid. Echter ik wil
ook nog wat laatste opmerkingen maken over wat meer inhoudelijke zaken.
Zoals het zich thans laat aanzien zal Oudenbosch in een wat lagere groei-
klasse worden gezet. Dit zal ontegenzeggelijk consequenties met zich
brengen. Op welke wijze denkt het college hierop in te spelen. Het arbo
retum lijkt nu in overdrachtelijke zin wortel te schieten. Ik ben hier
over zeer verheugd, omdat hieruit toch ook maar weer blijkt dat een geza
menlijk optrekken van overheid en particuliere sector bestaanbaar is.
De inzet van de lokale boomkwekers en de eigen plantsoenendienst verdient
op dit punt waardering. Ik zal een nog gelukkiger mens zijn als ook het
Natuur-Historisch Museum blijkt te kunnen worden behouden. Alle tekenen
wijzen daarop. De in mijn eerste termijn uitgesproken verwachting dat
wij in de toekomst een meer op samenwerking gerichte raad zullen zien
acterenhoop ik in 1985 meer en meer verwezenlijkt te zien worden. Van
mijn kant mag in ieder geval gerekend worden op een meer frequente en
in ieder geval positieve bijdrage daartoe. Tenslotte wens ik het college
de daadkracht toe die het bij het volvoeren van zijn taak behoeft. Ik
hoop dat het college een meer op harmonie ingestelde raad tegenover zich
vindt. Dank u wel.
De VOORZITTER: Mag ik vragen mijnheer Du Pont, hebt u er het voorzitter
schap van uw fractie waarnemend bezwaar tegen om nu te volgen Dan is
het woord aan de heer Du Pont.
De heer DU PONT: Mijnheer de voorzitter, dame en heren. Ik weet niet hoe
het u vergaan is maar voor mij was het erg onwennig om in januari nog
bezig te zijn met de begrotingsbehandeling. Het was met een gevoel van
de kerstboom voor het eerst aan met oud en nieuw of oliebollen bakken
met Driekoningen om in de geest van de tijd te spreken. Misschien dat