-23-
43.943,die u bij die herbezettingsgelden vindt, dat u daarin toch
die 22.556,40 als verschil in terug vindt. Dus, misschien om dat toch
nog een keer te onderstrepen, die 22.556,40, die subsidie, gaat niet
precies ten laste van de vrije ruimte, van die 40.429,44. Tot slot
voorzitter, de vragen van mijnheer Du Pont. Ik heb van hem instemming
beluisterd met betrekking tot het voorstel, zoals we dat hebben gedaan,
maar ook de vraag wat nu de gedachten zijn van onze zijde met betrekking
tot de kapitaallasten in de exploitatiesfeer, of nu niet in de exploita
tiesfeer kunnen om daar, of dat het dan de bedoeling is dat de lesgelden
verhoogd worden. Ik heb in de commissie gezegd dat het natuurlijk niet
aan ons is om het bestuur op te dragen, deze kapitaallasten persé te
vertalen in de verhoging bij de lesgelden en voor de rest zou ik willen
verwijzen naar het antwoord wat ik gegeven heb aan mevrouw De Raad.
Ik denk dat dat het was, voorzitter.
De VOORZITTER: Ja, op een vraag na, die toch eigenlijk een beetje is
blijven steken. Dat is de vraag over die herbezettingsgelden '83/'84
waar de heer Huijpen refereerde aan een antwoord wat u ooit gegeven
wat ik eigenlijk een beetje uitlokte, maar ik denk dat het goed is dat
mijnheer Huijpen toch nog even zijn vraag herhaalt, want anders dan doen
we geen recht aan het feit dat hij ook wat dat betreft in twee instan
ties aan bod moet kunnen komen.
De heer HUIJPEN: In de raadsvergadering van 14 februari hebt u gezegd
dat de middelen van '83 dat die in het algemeen programma zouden zijn
opgegaan en nu worden we dan geconfronteerd met het feit dat er weer
18.503,beschikbaar zou zijn uit '83/'84. Dus het ene moment dan
zijn de herbeschikkingsgelden dus in het totale programma opgegaan en
nu schrijft u in uw preadvies dat ze weer beschikbaar zijn.
De heer VAN OOSTERHOUT: Voor zover er in '83/'84 herbezettingsgelden
zijn uitgekeerd zijn die niet aangewend in de richting waarvoor ze be
doeld zijn. Dat is een vaststelling. Dat wil zeggen dat ze dus in het
programma zijn meegelopen en wellicht ook zijn uitgegeven, maar niet
voor het doel waarvoor ze bestemd waren. Ik ben van opvatting dat, nu
we dat constateren, dat we de middelen die daarvoor beschikbaar zijn,
voor herbezetting beschikbaar hebben gekregen en daarvoor niet hebben
gebruikt, dat we die nu we daar de gelegenheid voor krijgen wel in die
richting moeten gebruiken. Dat is dan, dat biedt dan de mogelijkheid
in deze, om daarvoor een stuk bezetting naar het project werkwinkel toe
te bieden. Dat is een. Het andere deel is het restant vrije ruimte, wat
naar het werkervaringsproject werkwijzer gaat, om ook vanuit dat bedrag
dus bezetting, personele bezetting te kunnen realiseren.
De heer HUIJPEN: Sorry, mijnheer de voorzitter. Die gelden die zijn dus
opgegaan, die zijn uitgegeven. Dat zegt u. Maar niet voor die doelein
den waarvoor ze bestemd waren.
De VOORZITTER: Ik denk niet dat we nu verder naar elkaar moeten verdui
delijken, want nu bent u duidelijk aan het discussiëren over de zaak.
Daar krijgt u in tweede instantie de kans voor. Ik denk dat de vraag
nu goed is overgekomen en dat de wethouder duidelijk heeft geantwoord
naar u en verduidelijkt heeft wat de relatie is tussen het antwoord wat
hij eerder gaf en het preadvies zoals het hier voorligt. Dus, in tweede
instantie geef ik u nog graag de gelegenheid. Wethouder bedankt voor
deze eerste instantie en het woord is weer aan de raad.
Mevrouw DE RAAD-DILLEROPJa, mijnheer de voorzitter, ik heb aan de wet
houder gevraagd hoe hij dacht dat op te lossen, als de lasten van deze