-20- voorstel om de uitwerking van de subsidie aan ons college over te laten. Ik denk dat de wijze waarop wij nu toch hier in dit preadvies hebben aangegeven te willen gaan werken, namelijk met een stimuleringssubsidie die toch en u weet dat er vanuit de welzijnscommissiedie toch op een bepaalde manier van werken en subsidiëren inhoudt, dat het wat betreft weinig problemen moet geven, temeer daar heel duidelijk door ons is aan gegeven op welke posten er gesubsidieerd gaat worden, namelijk in de organisatiesfeer en in de opleidingssfeer, die twee poten worden dan gesubsidieerd, dan denk ik dat het om de voortgang in ieder geval geen geweld te doen het verstandig is het toch en daarvoor wil ik toch een beroep op u doen het aan ons over te laten, waarbij ik dan de mogelijk heid beslist nog niet vergeten ben om daar waar we dat ook voor andere situaties gebruikelijk te doen, dat we als we onze voorstellen hebben gereed gemaakt dat we daar ook de welzijnscommissie in kennen. De heer Den Braber, oh nee ik vergeet de laatste vraag. U stelt in laatste in stantie ja het is een project wat eigenlijk een jaar duurt en onder punt 1.3 daar wordt eigenlijk beschreven dat het gaat om een periode van 2 jaar en dan onder punt d van de voorstellen zoals ze uiteindelijk onder 2 geformuleerd zijn, op pagina 4, daar wordt gesproken over 4 jaar. Om met het laatste te beginnen, daar staat maximaal 4 jaar. Dat impliceert dat niet is weggenomen dat na 2 jaar opnieuw gesubsidieerd wordt op dit punt naar de werkwinkel toe, alleen moet worden voortgezet. Dat de werkwinkel, het project in eerste instantie voor 1 jaar wordt gesub sidieerd dat heeft te maken met het feit dat je wanneer het 1 jaar ver der is naar mijn gevoel wellicht van de stimuleringssubsidie af moet, althans zeker zou moeten afwegen of je die dan voortzet of het op een andere manier voortzet. Het is niet te verwachten dat na 1 jaar het pro ject helemaal weg is. Misschien is het dan zo dat we de subsidiëring dan geldelijk kunnen matigen of misschien op hetzelfde niveau moeten houden, maar dat we de formatie die we eraan denken te koppelen dat we die dan nog even moeten voortzetten. Vandaar de verschillende termijnen. Terug naar de heer Den Braber, waar ik al heel even geweest was. Mijnheer Den Braber heeft gezegd zich te kunnen vinden in de oplossing die we hier voor de subsidie-aanvrage van de stichting muziekschool op tafel leggen, waarbij hij heel duidelijk opmerkt zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat over '83 tweemaal de AOW-compensatie zou worden betaald, waarmee het verliessaldo van het verleden zou worden gecompen seerd. Nou, ik denk dat de kans daartoe nul is. Het is zo dat de subsi die die begroot is een andere is dan de subsidie die uiteindelijk wordt uitgekeerd. Het is zo dat na afloop van het jaar '83 wordt afgerekend en als iets niet is betaald dan wordt het ook niet meegenomen in die afrekening. Ik mag derhalve vaststellen dat u gelijk heeft en dat is toch heel belangrijk in dit gegeven, dat de AOW-compensatie in 1983 wel is begroot, maar niet is betaald. Dat is denk ik heel cruciaal in het geheel. Dat u zegt dat het bestuur schromelijk is tekort geschoten en wat u daar verder aan toevoegde, de indruk die bij de docentenraad eventueel is gewekt. Ik wil daar aan toevoegen dat wij inderdaad op dit punt ook van mening zijn dat dat beslist hier het bestuur is tekort ge schoten, maar ik denk dat het om dit punt gaat. We moeten ons wat dat betreft denk ik realiseren dat het bestuur van de muziekschool en dat moet toch eens met nadruk onderstreept worden, op andere fronten heel duidelijk heel goed werk verricht en heel duidelijk een flink aantal cursisten in de gelegenheid stelt om muziekonderwijs te volgen, waar ik toch in elk geval de waardering voor uitspreek, maar inderdaad we kunnen dat niet ontkennen dat hier op dit punt er toch sprake is van enige tekortkoming. Dat over dat onderdeel. U kunt zich vinden in het werkproject, wat u een prima initiatief noemt. Ja, mijnheer Den Braber,

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1985 | | pagina 177