-24- er op in te gaan. Op een puntje na. De heer Wijnen noemt in zijn verhaal het zwembad. In de sportraad in de vorige raadsperiode hebben we daar uitgebreid en zeer langdurig over gediscussieerd en ik weet me nog stel lig te herinneren dat bij de prognose van de exploitatie daarvan dat daar wel zeker uitgegaan is van een zekere groei van de bevolking in Ouden bosch en de omliggende regio. De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik vind het plezierig dat de heer Wijnen het slot van zijn eerste termijn nog eens uitvoerig verduidelijkt heeft. Ik denk dat de heer Den Braber eigenlijk een deel van mijn antwoord al heeft weggenomen. Inhoudelijk verschilt het niet zo geweldig veel, er zijn wat nuances. Alleen de conclusie die de heer Wijnen verbindt aan datgene wat hij allemaal zegt van we moeten vanaf nu al gaan wennen aan minder groei en dus geen problemen met die overgang naar groeiklasse 3, ja, daar zit voor mij toch die strijdigheid in met de behoefte die ook door zijn frac tie toch gevoeld wordt kennelijk, om daar naar toe te groeien. Juist het feit dat die nieuwe groeiklasse 4, dat je al 25% inlevert en dat je je uitsluitend nog te richten hebt, met name wat de woningbouw betreft, op de opvang van de natuurlijke groei, waar misschien dan de eerste jaren wel iets meer rek in zit, maar u zegt zelf al De heer WIJNEN: Die voorwaarden, als u stelt van we zitten op dit niveau en we moeten daar uitkomen, dan gaat het geleidelijk. Dat is een kwestie van invulling, van welke plannen dat er liggen en hoe hij dat zichzelf voorstelt, te kunnen gaan regelen, maar u moet niet zeggen van nou dan gaan we gelijk uit van wat groeiklasse 3 is. Dat is dan ook een foute interpretatie van het begrip overgang. De heer VAN EIJKEREN: Ja, maar ik denk dat we dat begrip toch verschil lend blijven interpreteren en dat is jammer, want het zou plezierig zijn als we inderdaad tot een unaniem besluit zouden kunnen komen. Ik denk dat die redelijkheid heel aardig wordt weergegeven op het moment dat je van zeg maar 100 plus 25% overgaat naar een situatie van 100% om uit eindelijk uit te komen op een situatie van 100 min 15%. Ik denk dat dat en dat is gewoon een kwestie van cijfers, dat het onweerlegbaar geleide lijker is dan wat u bepleit, van 100 plus 25 nu naar 100 min 15, want dat verschil is gewoon groter. De heer WIJNEN: Er zit toch een strijdigheid in. Ik wil u daar toch wel op wijzen. In de groeiklasse-aanduiding daar werken we dan met die min 15%. In de omschrijving zeggen ze dat het beleid er op gericht is, de gemeenten, in de betreffende gebieden dan, voldoende mogelijkheden te bieden om geboren en getogen, alsmede economisch gebondenen te kunnen huisvesten. Nou dat is naar mijn idee het niveau waar we in de negentiger jaren mee te maken hebben en niet nog een keertje 15% eraf. De heer VAN EIJKEREN: Ja, maar ik denk dat daarin besloten zit de ver wachting dat de formulering geboren en getogen en economisch gebonden, dat binnen de categorie geboren en getogen er ook een aantal is wat weg loopt in getal tegen het getal economisch gebondenen, komende van elders, dat er uit de categorie geboren en getogen er ook een aantal zijn die elders de categorie economisch gebondenen gaat vormen. Dus dat die tegen elkaar weglopen en dat je daarom toch over 100% spreekt, want het is niet zo dat er hier iemand afgaat en er mensen die economisch gebonden zijn bijkomen. Dat proces zal zich over en weer voordoen. Met betrekking tot het onderwijs, nou ik heb daar wat informatie over gegeven. Ik denk wat betreft het concentratiebeleid waar de overheid zelf al met de problemen zit, van de criteria die zij overal hebben neergelegd, dat dat zo'n vaart niet gaat lopen en dat we bovendien als dat toch in redelijke mate door-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1985 | | pagina 119