-9- name in de landstaal nog wat inspanning zullen moeten verrichten. De heer DEN BRABER: Voorzitter, met instemming neemt mijn fractie kennis van het voorstel om het vrijblijvende karakter van het overleg met de minderheden een formeel karakter te geven, waardoor het permanent onder deel gaat worden van de bestuurlijke besluitvorming zoals u schrijft in het preadvies. Dat is allemaal mooi voorzitter, maar woorden en papier zijn geduldig. We moeten ook bereid zijn als raad denk ik bij de bestuur lijke besluitvorming iets met die inspraak te doen. Aktiepunt nr. 5 of regel nr. 5 van de regels die u nu voorstelt, de reden daarover dat bij afwijkende meningen zo een duidelijke motivatie op tafel moet komen. Ge zien de recente geschiedenis van deze raad voorzitter ben ik op dat punt toch niet erg optimistisch. Regel nr. 7 zegt dat klachten over B. en W. of betreffende B. en W. bij de raad aangekaart kunnen worden, maar waar kunnen de mensen de klachten over de raad aankaarten De heer VAN OOSTERHOUT: Ten aanzien van datgene wat de heer Rennings zegt ik denk dat inderdaad de commissie behandelt die opmerking die hij ci teert en nog een aantal andere opmerkingen die gemaakt zijn die van be lang zijn, maar ik denk dat we inderdaad en dat was toch de duidelijke achtergrond achter dat citaat er in zouden moeten slagen om gegeven de moeilijkheden die de verschillende culturen hebben om met elkaar toch te spreken op een wijze waarbij eenieder volledig aan zijn trekken komt en met name dan in dit geval de culturele minderheden aan hun trekken komen, dat we daarin ons uiterste best moeten doen om daarin te slagen. Een van de middelen is denk ik datgene wat we inmiddels al enige tijd praktizeren, namelijk het Structureel overleg en dit wat hier vanavond voorligt is eigenlijk niet anders dan formalisering daarvan opdat je ook inderdaad die inspraakregels die je met elkaar hebt eigenlijk niet ge richt hebt vastgelegd om die houvast te geven zodat je er ook op kunt terug grijpen. De heer Den Braber wees daar al op. Ik denk dat dat inder daad belangrijk is en het is een goede wijze om ook met elkaar, vooral als het een wat informeel karakter heeft zoals het in Oudenbosch heeft zoals wij dat hier voeren om met elkaar op een zodanige wijze te praten dat je ook wat nader tot elkaar komt en leert begrijpen de opstelling. Dat er nog heel wat moet gebeuren ben ik met de heer Rennings eens. Vooral op het terrein van de voorlichting kan er nogal wat gebeuren, maar ik moet zeggen dat we daar niet zonder initiatief zijn omdat het toch inmiddels in de afgelopen zomer ETNIeuws hebben uitgebracht. Dat is niet hetgeen wat u direkt bedoeld maar ik denk dat het toch een van de midde len is om in dit kader aan voorlichting te doen. Hetgeen wat de heer Den Braber zegt dat is denk ik heel belangrijk in deze. Er wordt enorm veel geschreven, er wordt enorm veel papier toevertrouwd, papier is geduldig, maar we moeten ook zaken doen. Ik moet wel eens bemerken dat dat niet van een leien dakje gaat, ook zeker niet op dit terrein. Ik heb er toch vertrouwen in dat we in de nabije toekomst, net zo goed als in het verle den, zoals al enkele malen is aangetoond op dit terrein wel zaken kunnen doen. We hebben duidelijke beleidsvoornemens uitgesproken. Ik hoop dat met het aantrekken van de nieuwe medewerkster in deze, u weet dat we de afgelopen zomertijd eigenlijk zonder medewerkster culturele minderheden hebben moeten werken, dat we met de nieuwe medewerkster toch ook weer een nieuwe aanzet kunnen maken en op dit terrein ook verder komen. Als men klachten heeft over de raad, want dat was uw laatste opmerking, denk ik dat daar de gebruikelijke procedure voor gehanteerd zou kunnen worden. Het omgekeerde als de raad klachten heeft is misschien wat makkelijker. Dat is misschien wel zo, maar ik denk dat het binnen het Structureel overleg best wel duidelijk te maken is wat er voor mogelijkheden zijn voor de betrokken groepering om aan hun trekken te komen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 98