-8- De heer HUIJPEN: Akkoord met het voorstel, mijnheer de voorzitter. Onze fractie vindt het verkopen voor de gemeente beter dan verhuren van de grond als onrendabel groen, mits de grondfunctie wordt behouden. Zoals wij het inschatten snijdt het mes hier van 2 kanten: opbrengst in geld en het mindere onderhoud voor de plantsoenendienst. Een vraag naar aan leiding van dit voorstel van onze fractie is: Moet het bestemmingsplan niet gewijzigd worden van "openbaar groen" in "tuin en erf" We hebben er in de commissie openbare werken ook al eens naar gevraagd meen ik me te herinneren. Misschien zou het mogelijk zijn om te inventariseren of meer van dergelijke grondstroken zijn die voor verkoop in aanmerking zouden kunnen komen. Ik weet niet of dat dat zinnig of nuttig zou zijn. We zouden dan een bepaald inzicht daarover kunnen verkrijgen. De heer RENNINGS: Voorzitter, uit de tekening blijkt dat er een 3 a 4- tal percelen de mogelijkheid hebben om een stuk openbaar groen aan te kopen. Als ik het wel heb en goed geïnformeerd ben dan waren er aanvanke lijk 3 of 4 belangstellenden. Er is er nu 1 die gekocht heeft en het is net de middelste. Van een stuk besparing in het groenonderhoud komt na tuurlijk maar een stukje terecht op die manier. Of hebben we binnenkort nog andere voorstellen uit dit gebied te verwachten De VOORZITTER: Mijnheer Huijpen, het bestemmingsplan moet gewijzigd wor den. Dat doen we over het algemeen niet voor ieder incident, maar dat nemen we in een totale wijziging mee. Zodra dat aan de orde is komt dat wel en dan zal ook aan de commissie gevraagd worden in welke zin het ge wijzigd moet worden. Die inventarisatie, ik denk dat die ongeveer overeen komt met die die we gemaakt hebben van het onrendabele groen, maar wel licht is het iets om in het kader van de schattingscommissie eens mee te nemen. Per slot van rekening zijn daar onder andere u een aantal be langen toevertrouwd die van advies moeten worden voorzien, dus ik denk dat het goed is om daar eens met elkaar van gedachten over te wisselen bij die gelegenheid. Dan kunnen we wat dat betreft B. en W. aan het werk zetten. In antwoord op de heer Rennings, ik denk dat we er rekening mee moeten houden dat er voorlopig van de beide belendende percelen geen voorstellen te verwachten zijn. Die hebben laten weten dat ze van aankoop afzien. De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, wanneer dus de ambtelijke voorbereiding met betrekking tot hetgeen ik dus net ingebracht heb ge beurt, zal ik me er dus zeker in verdiepen in de schattingscommissie. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 9. Voorstel tot het vaststellen van een inspraakregeling voor kulturele minderheden De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, ik heb er niet zoveel aan toe te voe gen. Het trof mij bij het nalezen van de stukken die ter inzage lagen toch een tweetal opmerkingen uit de commissie en om dan met de meest belangrijke te beginnen dat is een opmerking van mevrouw Van der Put. Die zegt en vooral als je dat na 2 maanden nog eens naleest, dat we er niet zijn met dit soort verordeningen aan te nemen, maar dat dit slechts een mild middel is om meer begrip voor eikaars eigenaardigheden te krij gen. Ja, dat is het natuurlijk. Ik denk dat wij een bestuurlijke struc tuur hebben die heel anders is dan minderheden en ik denk dat we dan moe ten accepteren en moeten toejuichen dat op een dergelijke manier die iets afwijkt van de onze toch een stuk inspraak weten te regelen. Verder wil ik aandacht vragen voor de opmerking uit de commissie die willen we de inspraak reële inhoud geven dat op het gebied van de voorlichting en met

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 97