dat het als het zo kan werken dat er dan adequater gereageerd kan worden. Dat neem ik aan, maar dat geldt dat dat eigenlijk en feitelijk menselijk is en noodzakelijk is voor alle subsidieverzoeken die ons in het verleden al bereikt hebben. Ik zie nog steeds niet in waarom dat het allemaal be ter zou gaan. Wanneer we deze volledige gang van zaken aan het college delegeren dan ontgaat ons de echte overweging van de beslissing over de aktiviteit zelf en de daaraan toegekende subsidie en daarom hecht ik er toch meer waarde aan dat het zal blijven gaan zoals bij andere subsidie verzoeken is gegaan en het goed voorbereid aan de raad wordt voorgelegd. Nou en ik dacht dat er toch weinig moeilijkheden in het verleden zijn geweest. Waarom gaan we het nu dan anders doen De heer HUIJPEN: Ja, voorzitter, mijnheer Van Oosterhout zegt dus dat als de raad anders zou willen dan maar dan is het toch zo dat het col lege al heeft beslist. Wanneer er dus een aanvraag om subsidie is ge weest, dus dan zou het er in feite op neerkomen als ik het goed begrijp dat de raad dus wanneer die er anders over zou denken dat die de zaak dan terugdraait. De VOORZITTER: Ja, dat ligt er aan. Doelt u nou op de situatie die u net noemde, waarbij u zegt als B. en W. het niet geeft dan zou de raad het wel eens wel willen geven, dan is het natuurlijk niet zo moeilijk. Andersom dat zou moeilijker zijn. De heer DEN BRABER: Ja, voorzitter, ik begrijp de moeilijkheid toch niet echt hoor. De gelden die zijn er voor, we hebben 6.000,a 7.000, overgenomen van de stichting buitenlanders "West-Brabant"We hebben gelden er voor vastgezet omdat we toen al wisten, toen was al aangekon digd van er is voor dat onderdeel nog geen bestedingspatroon bekend op dit moment. Als we nou van het college horen dat zij analoog aan de sub sidiespelregels voor het welzijnsprogramma 1984 op die gelden gaan beste den maar dan dus voor de minderheden in onze samenleving, dan zie ik toch niet goed in waarom we er nu zo moeilijk over moeten doen. Er wordt geen geld uitgegeven wat B. en W. niet mag uitgeven. De heer VAN 00STERH0UT: Ja, de heer Den Braber moet ik zeggen, heeft ei genlijk een belangrijk element op tafel gelegd wat ik in eerste instantie had moeten zeggen. Dat is aan het eind van mijn verhaal toch nog ont glipt. Het is natuurlijk zo dat we niet vrij zijn in de besteding van middelen. Die middelen hebben overgenomen in onze begroting opgenomen. Het is goed te weten dat, voor eenieder hier, dat wij op dat moment de afrekening voor de subsidiegelden via de stichting buitenlanders naar WVC zullen moeten waarmaken. De regels die daar globaal zijn aangegeven moeten we inderdaad aanhouden. Dat moet in ieder geval nog duidelijk on derstreept worden. Dat wil ik ook zelf hier onderstrepen. Met dank aan de heer Den Braber die me daar aan herinnert. De heer Klijs zegt ja, de voorbereidende werkzaamheden zijn voor B. en W. Dat is inderdaad in alle gevallen zo. Ik denk dat het beter is om op dit moment die bevoegdheid dan voor slechts een gedeelte, voor zeer korte tijd toch over te dragen om die regels die er globaal zijn om die inderdaad wel te kunnen uitvoe ren. Het zijn ook de middelen in feite die we van WVC ter beschikking krijgen om ze ter plekke op grond van die globale regels beschikbaar te stellen, waarna voor de groepering precies dezelfde regels gaan gelden als voor elke andere groepering in Oudenbosch en ik denk dat juist, omdat het, dat wil ik nogmaals stellen, omdat het nu gaat om incidentele plan nen die zich aandienen, want het zit in een startfase, dat wanneer je telkens moet wachten op een raadsvergadering dat het op dit moment heel duidelijk adequater reageren betekent als je die mogelijkheid nu wel krijgt. De heer Huijpen heeft in zoverre gelijk dat als hier een beslis sing valt waar achteraf de raad het niet mee eens is in positieve zin voor de groepering, dat de groepering niet aan de bel zal trekken, het ook erg moeilijk wordt om terug te trekken. Het omgekeerde is duidelijk

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 7