-38-
welke apparatuur we moeten aanschaffen, hoeveel apparatuur we moeten aan
schaffen etc. Al datgene wat hierin staat heeft, zoals ik daarstraks al
zei, een waarde van goed dat is ongeveer het bedrag waar we over praten
en als u dan denkt van u vraagt nu 250.000,teveel, dan wil ik er
toch op wijzen dat het overzicht van die berekening zoals dat als raambe-
drag kan worden genomen, de eerste fase aan investeringen oplevert en
in een aantal gevallen zelfs meer dan 250.000, maar we gaan er van
uit en dat is in de praktijk ook te realiseren denk ik, althans een van
de leveranciers heeft het al zowat toegezegd heb ik begrepen, dat als
ze te duur zijn dan kunnen ze altijd nog wat zakken. Nou, er zitten er
twee boven die 250.000, Die moeten er volgens ons minstens onder
in de eerste fase. Dus vandaar 250.000,en dan pakken we niet te veel
voor die eerste fase. Bovendien hebben we nogmaals die koppeling aan die
50.000, Ik vind ook niet dat wij het onderschatten, de problematiek
en ik begrijp best dat u zegt van 1 januari is erg moeilijk haalbaar en
er zijn op dit moment erg veel zaken waar rekening mee moet worden ge
houden. Ik deel dat wel.
De heer VIDELER: Mag ik een vraag tussendoor stellen aan de wethouder?
De VOORZITTER: Als het ter verduidelijking is.
De heer VIDELER: Ja, want ik begrijp het nu nog niet. Het zou dus kunnen
zijn dat we op laat ik zeggen 300.000,uiteindelijk uitkomen, maar
het zou ook kunnen zijn dat we op 443.000,uitkomen, want dat zou
het dan ook kunnen betekenen. Afhankelijk van wat de leverancier te bie
den heeft en wat de technische mogelijkheden van het apparaat zijn, maar
dan hebt u drie fasen bij elkaar, dan pak ik ze alle drie even bij elkaar
want dat is hier ook gebeurd.
De VOORZITTER: Precies. In beide gevallen komen we dan overigens bij de
raad terug. Ook bij die 3 ton, want het krediet wat we hier voteren is
uitsluitend 250.000,
De heer VIDELER: Maar dat zou best 196.000,kunnen zijn
De VOORZITTER: Dat kan. Laten we het hopen.
De heer VAN OOSTERHOUT: En welke apparatuur dat nou precies zal zijn,
welke keuze, daar komen we 2 oktober op terug. Er wordt niet gevraagd
om een blanco, er is gevraagd om een werkkrediet wat hier gevraagd wordt
waaraan gekoppeld is de toezegging dat we daar op 2 oktober verder over
zullen spreken. De heer Wijnen vraagt in tweede instantie om dan ook op
2 oktober terug te komen op de wijze waarop met betrekking tot de scho
ling, de opleiding van het personeel hoe we dat ons indenken. Ik wil
dat uiteraard doen. Ik denk dat het gewoon op dat moment best aan te ge
ven is hoe we dat in die eerste fase gaan aanpakken. Ik zeg daar maar
gewoon ja op.
De VOORZITTER: Mag ik, mevrouw, heren, concluderen uit het verloop van
de discussie dat u zich kunt verenigen met het voorstel zoals dat is ge
daan, weliswaar onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de besteding op
2 oktober in algemene en bestuurlijke zaken aan de orde komt en dat daar
in feite het overleg plaatsvindt wat tot de besluitvorming moet leiden.
Akkoord
De heer VIDELER: Mijnheer de voorzitter, ik wil er nog een opmerking over
maken als dat mag. Ik vind het eigenlijk heel erg jammer dat het op deze
manier tot stand is gekomen en ik wil niet dwars liggen, want dan zou
ik de hele automatisering blokkeren hier en dat wil ik beslist niet, maar
was het een ander voorstel geweest dan was ik beslist tegen geweest, want
ik vind dit echt slecht aangepakt, maar ik begrijp best en dat wil ik