-5-
de bedoelde subsidieverzoeken. Dat is voor ons weinig concreet. Dat kan
natuurlijk ook nog niet, maar dat klinkt voor ons erg vaag. Het zou bij
voorbeeld kunnen zijn dat het college negatief ten aanzien van een be
paald subsidieverzoek zou reageren of beslissen terwijl de raad daar an
ders over zou kunnen denken. Wat wij ons afvragen, wat is nu het verschil
in subsidiëren tussen aktiviteiten van bijvoorbeeld wijkverenigingen,
sportverenigingen en tussen de aktiviteiten van de Turkse en Marokkaanse
inwoners
De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, kijk we hebben in april gezegd dat we
vooruitlopend op een wettelijke regeling niet de subsidiëring via het
ministerie, via die instanties laten lopen. Nu blijkt dat in het over
gangsjaar 1984 er een aantal situaties ontstaan waar we nog geen regels
voor hebben, waar we, zoals gezegd, vooruitlopend op de wettelijke rege
ling per 1 januari 1985 praktisch in moeten handelen. Ik ben op grond
van die overgangsregeling is onze fractie bereid de bevoegdheid aan het
college te geven, maar gelet op de subsidieverzoeken die er liggen, het
college zal dat als ik kijk naar de beslissing van het college op het
ambtelijk advies, te weten instemming, dan zie ik dat ook het college
heeft gesignaleerd dat er aktiviteiten gesubsidiëerd worden die in een
normale situatie voor Oudenbossche verenigingen niet zou subsidiëren.
Onze fractie kan daar met betrekking tot de overgangssituatie nog mee
instemmen, maar wil er toch nadrukkelijk de voorwaarde aan verbinden dat
we niet in '85 bijzondere situaties moeten creëren. Dan geldt dat het
een bevoegdheid is van het gemeentebestuur via de normale wettelijke re
gelingen. Dan zal je naar de maat van de subsidieregeling volgens de sub
sidieverordening moeten subsidiëren. Dus enige terughoudendheid van de
kant van onze fractie. Om het wel te doen vindt zijn grondslag in het
feit dat we over een overgangsregeling praten, maar nadrukkelijk advies
aan het college bij het gebruikmaken van de bevoegdheid richting houden,
richting bepalen op net subsidiebeleid wat we in Oudenbosch kennen.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ik wil eigenlijk in mijn antwoord even aansluiten
op wat de heer Rennings in laatste instantie gezegd heeft. Daaruit is
het voorstel van dit moment ook enigszins ontstaan. Wij zitten in het
overgangsjaar 1984. Dat betekent dat we nog niet persé toe zijn aan de
uitvoering van de Rijksregeling welzijn minderheden, die had er moge
lijkerwijs per 1 januari 1984 wel kunnen zijn. Dat is uitgesteld tot 1
januari 1985. In overleg met de groeperingen hier in Oudenbosch, met name
de Marokkaanse en Turkse groeperingen hebben we besloten in de april-
vergadering om de middelen die normaliter in het verleden bij de stich
ting buitenlanders "West-Brabant" gingen vanuit het ministerie en vervol
gens hierheen kwamen om die middelen over te nemen in die subsidiëring
en alvast op ons te nemen. De wens is met name geuit omdat er dan een
wat directere band zou zijn tussen de plaatselijke situatie en de subsi
dieverstrekker, of althans degene waarmee zou onderhandeld moeten worden
over de subsidiëring en dat ook in het licht op wat er komen gaat. In
dat of nadat dat in de aprilvergadering zijn beslag had gekregen was nog
niet een subsidieregeling vastgesteld. Daarop kunnen we nu niet bogen.
We hebben een drietal verzoeken liggen waarin naar subsidie gevraagd
wordt. Er is afgesproken dat de subsidieverzoeken tegelijkertijd bespro
ken zouden worden. De moeilijkheid doet zich nu voor dat we terwijl er
eigenlijk nog een aantal andere subsidieverzoeken aan zit te komen, dat
we telkens met een voorstel naar de raad zouden moeten gaan. In alle an
dere situaties hebben we via een plan dat door de betreffende groepering
bijvoorbeeld een wijkvereniging of een andere sociaal-culturele instel
ling, hebben we via het plan wat is ingediend en het daarop volgende pro
gramma, het sociaal-cultureel programma, hebben we of u de bevoegdheid
om dat in het jaar daarna uit te voeren. Eigenlijk zouden we in deze si
tuatie naar een soortgelijke methode willen streven, dat wij de bevoegd-