-13-
De heer DEN BRABER: Ja, voorzitter, in dezelfde zin. De les die wij, vind
ik, moeten trekken uit de vloed van artikel-19-procedures die op ons af
komen is eigenlijk dat we ons af moeten vragen of wij in bestemmingsplan
nen zoals die nu vigeren, niet teveel bepalingen en regels hebben opge
nomen die achteraf alleen maar eenieder tot last zijn en die het ruimte
lijke ordeningbeleid, zoals we dat op het oog hebben, eigenlijk niet die
nen. Mijnheer Wijnen heeft al gezegd we gaan het bestemmingsplan Pagne
vaart-West volgend jaar herzien, dat is volgend jaar aan de orde. Ik zou
bij de voorbereiding daarvan het college het advies willen geven om bij
herzieningen van bestemmingsplannen en ook bij nieuwe bestemmingsplannen
eens te kijken of alle bepalingen en alle voorschriften die daarin op
te noemen zijn nou wel zo functioneel zijn voor het ruimtelijke ordening
beleid dat wij willen voeren en of wij niet te gedetailleerd bezig zijn.
Mijn indruk is dat bij de.bestemmingsplannen die nu gelden dat inderdaad
het geval is.
De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, ik had niets willen zeggen, maar omdat
een essentieel ding in de discussie naar mijn mening toch achterwege
blijft zonder iets af te doen aan hetgeen wat vorige sprekers hebben ge
zegd, want ik kan dat in grote lijnen onderschrijven. Bij het herzien
van het bestemmingsplan denk ik dat we ons ook de vraag moeten stellen
wanneer wij in een bestaand gebied nieuwe woningbouwplannen gaan maken
of het dan wel verstandig is zeer gedetailleerde regels te maken die niet
alleen voor de nieuwe bebouwing gelden, maar ook voor de reeds tijdenlang
bestaande gebouwen, want we weten allemaal dat de wijk Pagnevaart natuur
lijk in grote delen anders is dan de Pagnevaartweg. Die is heel anders
van diversiteit en het kan ook nooit de bedoeling geweest zijn bij het
ontwerpen van het bestemmingsplan Pagnevaart dat je die bestemmingsbepa
lingen in al zijn omvang, ook voor een straat gaat hanteren waarin zoveel
diverse bebouwingen. Ik vraag voor dat aspect, als je dan toch de zin
van de bestemmingsbepalingen gaat nagaan, de vraag moeten we niet wat
diversifiëren in onze bestemmingsplannen. Zeker daar waar de onderdelen
van de plannen zo stedebouwkundig anders zijn.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, voorzitter, ik constateer op de eerste plaats
en daar gaat het uiteindeljk om dat iedereen zich met het voorstel kan
verenigen, maar dat ontslaat me niet van de plicht om in te gaan op de
opmerkingen die gemaakt zijn. Gelukkig is het zo dat die elkaar qua
essentie eigenlijk allemaal dekken. Ieder zegt het op een wat andere wij
ze, maar het probleem is duidelijk. Ik denk dat de oorzaak van het pro
bleem door de heer Rennings als laatste spreker eigenlijk naar voren is
gebracht. Een fenomeen wat we ook in andere bestemmingsplannen overigens
zien, waardoor we met soortgelijke problemen eigenlijk te maken hebben.
Dat een plan tot ontwikkeling wordt gebracht, waarin reeds bestaande be
bouwing is opgenomen, maar waarin op dat moment niet de differentiatie
is opgenomen die eigenlijk nodig is om zowel naar de oude als naar de
nieuwe situatie toe, dus op een juiste wijze uit de voeten te kunnen.
In de commissie is er uitvoerig over gesproken, dus ik hoef dat niet he
lemaal over te doen. Er is inderdaad gezegd dat in 1985 een begin zal
worden gemaakt met de herziening van het bestemmingsplan Pagnevaart-West.
Ik denk dat daarbij, bij de voorbereiding, via de commissie die vraag
dan aan de orde zou moeten komen of de herziening en dat proef ik meer
bij de heer Wijnen, dan toch het hele plan zou moeten omvatten of dat je
per plan zal gaan bekijken of je eigenlijk tot twee verschillende plannen
zou moeten komen waarbij je recht doet aan woningen in de wat oudere si
tuatie die al bestond voordat dit plan, wat op het ogenblik vigeert tot
stand kwam en een tweede plan wat dan betrekking heeft op de nieuwe si
tuatie en wat je in de herziening aan de orde stelt of bij te stellen