-3-
maandag is de vergadering en het is eigenlijk een stuk met groot belang,
ik wil u daar wel op wijzen, het gaat namelijk om het volgende. Het
streekgewest bericht aan de gemeenten dat ze niet in staat zijn om op
tijd volgens de gemeenschappelijke regeling de begroting 1985 aan te bie
den aan de gemeenten en dan stellen ze voor om in plaats daarvan maar
de begroting aan te bieden uiterlijk 1 november en dan de termijn te la
ten ingaan waarin de gemeenten die kunnen behandelen. Dat betekent dat
in de maanden november en december die behandeling moet plaatsvinden door
de gemeenteraad. Ik heb daar tegen teweergesteld in het college van ad
vies en bijstand, vanwege het feit dat dat juist in de periode dat in
alle zeker kleinere, maar ik heb begrepen ook in de grotere gemeenten,
het ambtelijk apparaat wat ook voor dit soort zaken als beleidsadviseurs
optreedt overbelast is door de behandeling van de eigen begroting. Dan
moet er ook nog eens een keer een begroting die zeker niet van belang
ontbloot is, want er gaat veel geld inzitten, van een streekgewest behan
delen en ik heb daarom gepleit voor het in ieder geval aan de raden gun
nen van een langere termijn, dan kan de behandeling van de begroting van
het streekgewest in de gemeenteraden een serieuze kans krijgen, want als
dat als een soort ondergeschoven kindje bij de begrotingsbehandeling
in december moet worden meegenomen, dan denk ik dat we allemaal vooraf
kunnen concluderen dat we er eigenlijk geen tijd voor hebben. Als ik u
nu een voorstel zou mogen doen, dat is dan geen ingekomen stuk, maar dat
is dan over het ingekomen stuk wat u gemist hebt, dan zou dat zijn dat
wij aan onze vertegenwoordigers in de gewestraad vragen om zich in die
zin op te stellen.
De heer VAN HOEK: Dan ben ik toch blij, voorzitter, dat ik het aan de
orde gesteld heb, maar ik dacht dat het dan toch in zijn algemeenheid
toch goed was voor de raad om een dergelijke brief al gelijk bij de in
gekomen stukken te hebben,dan weten ze ook precies hoe het reilt en zeilt
in het streekgewest.
De VOORZITTER: Ik zal uw opmerking in ieder geval ter harte nemen.
De heer WIJNEN: Ja, het stuk 8, het schrijven van mevrouw Steman. Dat
heeft bij mij toch wel wat vragen opgeroepen hoe nou eigenlijk de stand
van zaken is. Er staat wel bij van in handen stellen van B. en W. ter
afhandeling.
De VOORZITTER: Nee, ter voorbereiding van de besluitvorming.
De heer WIJNEN: Ja, ter voorbereiding voor de besluitvorming, maar ik
heb in de bijgaande correspondentie gelezen dat er een hoorzitting heeft
plaatsgevonden, althans daar wordt melding van gemaakt. Er heeft een op
roeping plaatsgevonden en zij verwijzen naar een brief naar een hoorzit
ting op grond van de Wet AROB. Daar heb ik helemaal geen aantekening van
gevonden. Ik weet niet of er een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Een
oproep is er wel uitgegaan.
De VOORZITTER: Niet in dit kader.
De heer WIJNEN: In relatie met B. en W. dus
De VOORZITTER: Ja, ik denk dat er sprake is geweest van een geweigerde,
oh nee, van het gebruik van de woning in strijd met het bestemmingsplan.
Daar is ze voor aangeschreven, daar heeft ze bezwaar tegen aangetekend
op grond van de Wet AROB en toen hebben we haar gehoord.
De heer WIJNEN: Ja, dat vermoedde ik al, alleen het kwam niet zo duidelijk
naar voren. Ik dacht dat anders de AROB-commissiemaar nu komt de raad
dus aan bod in dit gevalEvenals de heer Van Hoek heb ik ook een stuk
gemist nog, als dat mag, want dat betreft een brief van mijnheer Den
Hollander en die heeft gereageerd op een afwijzing voor een verzoek wat