-24- waarbij men niet loost op de riolering, dat men dan in aanmerking voor vrijstelling met betrekking tot dat gebruik. Dus dat is eer. probleem wat we kunnen oplossen. Het probleem van de zakelijke rechten, ja, de belemmeringenwet die kent mogelijkheden. Ja, het is natuurlijk altijd mogelijk dat mensen daar dwars voor gaan liggen, ik denk toch dat de saamhorigheid, die er over het algemeen is, dat die er best toe zal leiden, het gaat ook niet om zulke enorme dikke pijpen en de belemmeringen zullen daardoor reuze beperkt zijn, dat die ertoe leiden dat men rekent op medewerking tegen aanvaardbare bedragen, want dat hoort natuurlijk wel bij elkaar, maar ik moet u zeggen dat we het pro bleem als zodanig niet specifiek hebben bekeken. Wellicht heeft de Heidemij er wel aandacht aan besteed en ik denk dat je daarom die 5.000,als een inschatting van hun kant moet waarderen. Als ik ook nog even mag reageren op het voorstel van de heer Den Braber met betrekking tot die reservering. Ik wil u toch eraan herinneren dat we als algemene lijn aanhouden dat we niet allerlei reservefondsen er op nahouden, want als je hier begint dan kun je er wel 100 in de gemeente gaan zoeken en die vindt je ook waar dat gewenst is, dus ik zou toch eigenlijk willen voorstellen om dat niet te doen. Wij hoeven gezien de financiële situatie waarin de gemeente zit toch zelden of nooit tegen zaken nee te zeggen, waarvan, nee zeg maar nooit nee te zeggen, waarvan we van mening zijn dat ze behartigd moeten worden. Dus ik zou toch in afwijking van wat de wethouder zegt om financiële redenen, om continu'ïteitsredenen willen ontraden om dat voorstel te doen. De heer DEN BRABER: Ja, voorzitter, ik heb het niet bedoeld om er weer een fonds bij te maken. We hebben vorig jaar weer een fonds ingesteld en ik zou me kunnen voorstellen dat we dat voeden onder andere met deze middelen. De heer Huijpen had in eerste termijn het idee geopperd althans zo heb ik dat begrepen, van dat overschot besteed dat nou aan de mensen die nu aangesloten worden om die kosten die de mensen zelf moeten maken om dat weg te nemen en als tegenstelling daartegen kwam ik met het idee van laten we dat geld nu niet opmaken bij deze maar bewaren voor andere rioleringswerkzaamheden. De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, om met de opmerking van de heer Den Braber te beginnen. Ik vind die suggestie niet zo gek, alleen het feit dat het dan in een iets andere vorm gegoten wordt dat kan mijn goedkeuring dragen. Dan heb ik toch nogal wat problemen met het feit met betrekking tot de uitvoering. Vooral dus met betrekking tot de aansluiting van de percelen op de hoofdleiding dat dat toch nogal situaties kunnen ontstaan dat de streefdatum 1 januari 1985 dat die niet gehaald wordt. Mijn vraag is eigenlijk: Wat gebeurt er nu wanneer die streefdatum niet gehaald wordt Ik heb ook nog een vraag open staan uit mijn eerste termijn en dat is op dit moment zijn er dus 93 aanmeldingen. Ik heb gevraagd wat gebeurt er nu wanneer er bij voorbeeld 73 gerealiseerd gaan worden Wat betekent dat voor het totale plan De heer VAN EIJKEREN: Nou, in feite is het antwoord af te leiden van het antwoord wat ik in de richting van de heer Wijnen heb gegeven, toen ik heb proberen duidelijk te maken dat de kosten per cluster toch overwegend worden bepaald, of in hele hoge mate worden bepaald door wat er aan makro-werk moet gebeuren als we het aansluiten op het erf mikro-werk zouden noemen en dat betekent dat als er dus een drastische teruggang zou zijn van 93 naar 73, dat het overschot waar we nu bij 93 mee kunnen rekenen een tekort zou kunnen betekenen en zo schat ik dat toch in omdat de verfijningsregeling inderdaad per aansluiting werkt en dan kom je op een gegeven moment onder de grens waar de zaken

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 33