-44-
komt van de wielervereniging Oudenbosch, omdat die, dachten wij, ook ge
bruik heeft van de akkommodatie voor de wielersport.
De heer VIDELER: Meneer de voorzitter, het zou erg goedkoop zijn om tegen
dit voorstel te zijn. Er zijn immers tal van argumenten te vinden waarom
de tarieven niet mogen worden verhoogd. Maar het zou daarentegen vrij
eenvoudig zijn om ook argumenten op te sommen op grond waarvan de tarie
ven wel moeten stijgen. Het probleem zit hem in het feit dat met de be
perkte financiële armslag die de gemeente heeft ook de sport binnen Ou
denbosch aan zijn trekken moet kunnen blijven komen. Welnu, als we dat
bezien, dat de totale kosten voor de gemeente met betrekking tot sportak
kommodaties, en dat bedrag is daar straks bij de algemene beschouwingen
genoemd, als die 700.000,waarvan de verenigingen 51.000,voor
hun rekening nemen, en daarnaast de verhuur aan verenigingen en scholen
nog respectievelijk ƒ60.000,en 254.000,opbrengen, dan moet de
gemeente toch jaarlijks 335.000,bijpassen. En dan spreek ik nog niet
over het zwembad.
Uit vorenstaande en uit hetgeen hierover in onze algemene beschouwingen
zelf is gezegd, kunt u al afleiden dat wij niet tegen dit voorstel zijn.
Mede omdat de harmonisatie en standarisatie van de tarieven door ons
wordt onderschreven. Maar, meneer de voorzitter, ik heb toch wel een aan
tal kritische kanttekeningen, waarvan ik u de volgende wil noemen. Ten
eerste, het kan en mag niet zo zijn dat als gevolg van de noodzakelijk
te nemen bezuinigingsmaatregelen, deze bezuinigingen op enkele groepen
binnen onze gemeente worden afgewenteldwaaronder de groep sporters.
Er zal een evenwichtige spreiding van de tekorten moeten plaatsvinden.
De sporter alleen mag niet de dupe worden. Indien onze fractie vaststelt
dat slechts een beperkt aantal groepen de gevolgen van de bezuinigingen
moet ondergaan, dan zullen verdere tariefsverhogingen door ons niet meer
bespreekbaar worden. Ten tweede, door de wethouder zijn in de laatste
vergadering van de sportraad een aantal toezeggingen gedaan,zoals onder
zoek naar de bezettingsgraad, uitwerking van de eigen 40% inbreng en het
overzicht van de tarieven in omliggende gemeenten. Deze zaken dienen in
de sportraad aan de orde te worden gesteld alvorens over verdere extra
tariefsverhogingen kan worden gesproken. En ten derde, van goed overleg
met de verenigingen is momenteel nog geen sprake. Zeker gelet op de wijze
waarop door het college de door de verenigingen gestelde vragen zijn be
antwoord. Toch is overleg met de verenigingen een voorwaarde, om op goede
en verantwoorde wijze tariefsaanpassingen te bereiken. Ik zou graag van
de wethouder vernemen op welke wijze hij aan deze overlegstructuur met
de verenigingen gestalte denkt te geven. En als laatste, meneer de voor
zitter, wijs ik erop dat ook de minister zelf, van W.V.C., alsmede diver
se landelijke organisaties, als één van de uitgangspunten hebben gekozen:
sport moet betaalbaar blijven.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ik ben niet verrast uiteraard door de opstelling
van de heer Van Hoek, die ook in de commissie reeds te kennen heeft
gegeven problemen te hebben met tariefsverhogingen. Sport moet betaalbaar
blijven. Ik beluister dat ten tweede male bij de heer Videler. Ik zou
daar het volgende op willen zeggen. Er is een overzicht geproduceerd ten
aanzien van een aantal tarieven zoals die voor sportakkommodaties in onze
gemeente gelden en zoals die gelden in de omliggende gemeenten. Dat le
vert op dat de tarieven hier nadrukkelijk lager liggen, soms erg veel
lager liggen dan in de omliggende gemeenten.
Sport moet betaalbaar blijven, is dus niet een objectief gegeven, het
is een subjectief gegeven, alleen al als je kijkt naar die verschillen.
Het tweede punt hierbij is, uit het eerste gesprek met de verenigingen,