-37- die feitelijk niet tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoren. Onderwijs is zo'n zaak. Nu het gemeentelijk aandeel in de kosten niette min de komende jaren gaat stijgen door de te verwachten leegstand van lokalenzijn wij van mening dat elders in de uitgaven ten behoeve van het onderwijs naar gedeeltelijke compensatie daarvoor gezocht moet wor den. Het is op grond van deze overwegingen dat wij voorstellen, hetzij de subsidie voor het godsdienstonderwijs met ingang van 1986 stop te zet ten, hetzij de jaarlijkse investeringen ten behoeve van het basisonder wijs per 1 augustus aanstaande te schrappen. Meneer de voorzitter, in het kader van de bezuinigingen zijn door het bedrijf gemeentewerken al grote inspanningen geleverd. De prognoses voor de komende jaren nopen ons echter andermaal een beroep op deze sector te doen. We denken daarbij aan de post 'leveringen en diensten door der den' waarvan de kosten, vooral door de privatiseringsoperatie, inmiddels meer dan 1 miljoen gulden bedragen .Een kritische analyse van deze uitgaven zullen misschien toch weer nieuwe besparingen mogelijk maken, terwijl daarnaast ook in de aanschaf van nieuwe machines wellicht nog wat ruimte zit. Bovendien wil onze fractie graag van het college vernemen hoe het staat met het in rekening brengen van brandpreventie-adviezen, waarover in de bezuinigingswerkgroep in een inmiddels al wat grijs verleden wei eens gesproken is. En hoe zit het trouwens met de doorlichting van de verzekeringsportefeuille? Lastenverzwaring, meneer de voorzitter, is geen prettige boodschap, zeker niet in deze tijd. Met enige trots kunnen wij dan ook constateren dat die in Oudenbosch tot op heden nagenoeg achterwege is gebleven. Zoals eerder gemeld, onze burgers hebben nog niet zoveel gemerkt van het feit dat de middelen van de gemeente meer dan fors zijn teruggelopen. Dat zal in 1985 evenmin het geval zijn, met uitzondering dan van de hondenbezit ters, die een meer dan aanzienlijke verhoging van hun aanslag tegemoet kunnen zien. Niet dankzij ons overigens, maar dat is genoegzaam bekend. Teneinde het voorzieningenniveau zo goed mogelijk op peil te houden en ons te hoeden voor afbraak, lijkt het evenwel onvermijdelijk op korte termijn ook een bescheiden bijdrage van de burgers te vragen. Gelet op het feit dat de belastingdruk in onze gemeente blijkens een overzicht dat we begin dit jaar gekregen hebben, vèr onder het gemiddelde in de regio ligt, is daar volgens onze fractie ook wel enige ruimte voor. Toch dienen we daar bijzonder voorzichtig mee te zijn. Enerzijds vanwege de inkomensontwikkeling, anderzijds omdat de mogelijkheden om in de tarief stelling rekening te houden met de verschillen in draagkracht, van hoger hand steeds verder ingeperkt worden. Niettemin moet die draagkracht het uitgangspunt bij uitstek vormen bij een eventuele lastenverzwaring voor '86 en volgende jaren. Conform de afspraken aan het begin van de huidige raadsperiode wijst de fractie van de Partij van de Arbeid een algehele extra verhoging van de diverse tarieven dan ook af. Wij zijn van mening dat er allereerst sprake moet zijn van toepassing van het pro fijtbeginsel. Dat geldt ook voor de mogelijke verlaging van het welzijns budget, waarover wij eerder spraken. Inkomensafhankelijke eigen-bijdragen of een nieuw systeem van subsidiëren dienen daarbij de pijn voor met name de lagere inkomensgroepen zo veel mogelijk te verzachten en hun deelname aan de diverse activiteiten veilig te stellen. In dit verband is het na tuurlijk zaak de effecten van een en ander jaarlijks op een rijtje te zetten, zodat we tijdig tot bijsturing van het beleid kunnen besluiten. Het profijtbeginsel, meneer de voorzitter, dient zich in de eerste plaats te richten op die beleidsonderdelen, waar sprake is van een zekere wan verhouding tussen bijdragen en kosten. Naast de aangekondigde maatrege len inzake de sport, denken wij dan aan de reinigingsdienst en een aantal legestarieven. Overigens zal in onze gedachtengang een stijging van die tarieven zelfs in de verste verte niet in de buurt mogen komen van de

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 192