-16- zijn, nou daar gaat het om want daar ligt het probleem, dat daar een regeling gezocht moet gaan worden. Als ik het goed voor de geest heb zijn daar ook mensen die zitting hebben in het bestuur vanuit de catego rie huurders. Dus die zouden kunnen aandringen om op die manier hun bere kening toe te passen. De heer DEN BRABER: Wij stellen de tarieven vast en de minister die stelt de huren vast, de Tweede Kamer. Wij stellen de tarieven vast, wij stellen vast wie die heffing moet betalen. Dat doet de stichting niet. De VOORZITTER: Nou wellicht dat er direct nog een suggestie te doen is in die richting. Maar ik begrijp dat de heer Wijnen in ieder geval zegt op dit moment overzie ik de problematiek zoals die nu aan me wordt voor gelegd niet. Als er over gepraat wordt dan in een later stadium als ik het kan bestuderen. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, ik denk dat het niet moet worden voor gesteld dat wij nu de heffing van de rioolretributie aanpassen omdat de of nee, laat ik het anders zeggen. Het is zo dat de dynamische kost prijs later gekomen is dan het moment waarop we de rioolretributie had den. Dus op het moment dat de dynamische kostprijs ontstond, ontstond er in de huur een bepaalde gecalculeerde onroerend goedbelasting. Welnu, wanneer je dat als gemeente constateert dat huurders door eigenaren door de rijksoverheid vastgestelde bijdragen in de onroerend goedbelas ting moeten betalen, die aanzienlijk boven het niveau ligt van de on roerend goedbelasting die de gemeente de eigenaar in rekening brengt, dan denk ik dat het alleszins redelijk is om daar dan je belastingpoli- tiek en je retributiepolitiek op af te stemmen. Dus ik denk dat dat ar gument dat wij ons dekkingsplan mede baseren op dit soort overwegingen, dat zich daar niets tegen verzet. De dynamische kostprijsberekening heeft iets nieuws in de discussie gebracht en heeft die gecalculeerde onroerend goedbelasting daarin opgenomen. Nou dan ontstaat het feit dat het verschil in doorberekening van onroerend goedbelasting ontstaat en dan denk ik dat je er best gebruik van kunt maken. De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, een korte reactie. Onze fractie die staat op het standpunt dat het tot op dit moment zo geregeld is dat degene die er gebruik van maakt of de veroorzaker dat die de las ten daarvan moeten dragen. Niks meer en niks minder. De VOORZITTER: Om niet in herhaling te vallen en dan betrek ik daarbij de openbare discussie in het voorjaar. De argumenten van de heer Wijnen tegen de concentratie kennen we en daar hebben we destijds op gereageerd en daar hebben we een discussie over gehad. Wij hebben de discussie van avond ook niet in beraad neergelegd. Overigens één argument lijkt lo gischer dan het is. Die computer heeft capaciteit en dus kunnen we het gerust doen, maar het benutten van die capaciteit, mijnheer Wijnen, maar daar komen we nog wel achter, die kost wel een paar centen, dus ik denk dat dat geen argument is om te zeggen van nou dan is het daarmee kosten- loos geworden, maar dat hebt u ook niet bedoeld. Uw opmerking met be trekking tot de huur die een zaak is van huurders en verhuurders dat geldt dus niet ten aanzien van het systeem in de woningwet gebouwde wo ningen. Daar wordt de huur vastgesteld door de minister, maar in het licht van uw discussie kan ik u wel een suggestie doen. Ik moet er wel onmiddellijk bij zeggen dat het natuurlijk erg gemakkelijk is, maar niet aardig om flink te zijn met de portemonnaie van een ander, maar vanuit de vaststelling dat er in die dynamische kostprijshuur een bepaald be drag zit wat bedoeld is voor de belastingen en waar u gebruik van zou kunnen maken, zou u natuurlijk vanuit de raad als u daar voor voelt aan de stichting kunnen suggereren dat zij dat in hun relatie met de huur-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 140