-3-
ik wil toch uw aandacht vragen voor het feit dat het predikaat provin
ciaal monument van de betreffende kapel alleen maar een predikaat is
wat door de betreffende stichting er aan wordt gegeven en geen predikaat
dat dit nou het speciale monument in de provincie voor de gevallenen,
de slachtoffers van oorlog en inzet elders is geweest. Mag ik u voor
stellen hoe het zou gaan als wij met ons monument, de Basiliek, ons tot
de Brabantse gemeenten zouden wenden of hoef ik het u eigenlijk niet
voor te leggen. Ik wil u garanderen dat als we daar het nationale ka
rakter van aangeven, daar is het toch ook best van aan te geven, dat
we dan bij niemand, bij geen enkele gemeente een bijdrage zullen krijgen.
Dat is eigenlijk de hoofdoverweging geweest waarom wij het voorstel zo
aan u gedaan hebben. Dat was dan in het verlengde van een besluit zoals
dat eerder door uw raad genomen is, bij welke gelegenheid toen onder
zocht is hoe, moet ik in antwoord aan de heer Videier zeggen, weet ik
niet meer precies. Ik neem aan, want dat is in dit soort zaken gebrui
kelijk, via de archivaris. Dat lijkt me ook de meest juiste weg en waar
bij toen gezegd is dat wij als gemeenteraad, u hebt dat als raad gezegd,
niet ingingen op het verzoek om subsidie. Met betrekking tot het aanvragen
van subsidie bij de provincie is ons bekend van de vorige gelegenheid
omdat we er toen zo expliciet naar gevraagd hebben, dat de provincie de
stichting niet subsidieert. En in antwoord op de vraag van de heer
Rennings ik zal die vraag in ieder geval verifiëren. Ik denk dat het
goed is om minstens vastgesteld te krijgen of er in het kader van de
oorlog gesneuvelden of gevallenen zijn danwel mensen in concentratiekam
pen om zijn gekomen. Daar wil ik wel melding van maken als dat onderzoek
is afgerond. Ik weet niet of mijnheer Van Hoek en mijnheer Videier met
de toelichting erbij hun voorstel nog willen handhaven
De heer VIDELER: Uw toelichting heeft voor mij weinig nieuws gebracht,
moet ik u zeggen. Hoe toen het besluit, in 1981 doelt u op, van de raad
tot stand gekomen is, dat weet ik uiteraard niet, maar dat vind ik niet
zo opportuun. Wat ik vanavond belangrijk vind is dat en dat heb ik ook
benadrukt, dat het volgend jaar de 40-ste herdenking is en dat mede om
dat het de 40-ste herdenking is heb ik gezegd van nou dan denk ik dat
het goed is om een eenmalige bijdrage, daar heb ik ook op gewezen, om
die te geven. Ik denk overigens dat de vergelijking die u maakt tussen
de Basiliek, die mogelijk ook wel een stukje provinciaal karakter heeft,
danwel nationaal karakter, dat die vergelijking toch niet helemaal op
gaat. Bovendien, de Basiliek valt onder monumentenzorg, dus dat is denk
ik toch van een heel andere orde. Dus u heeft voor mij niks nieuws toe
gevoegd en ik wil graag bij mijn voorstel blijven.
De heer VAN HOEK: De Stichting Herdenking Brabants Gesneuvelden dat is
een particulier initiatief en dat steunen wij gaarne en wij willen graag
aansluiten bij het voorstel van de V.V.D. en een bedrag van 150,
te stellen.
De VOORZITTER: Ik concludeer dat minstens een meerderheid van de raad
aldus het besluit wil nemen. Is er iemand die er behoefte aan heeft om
tegen te zijn
De heer VAN EIJKEREN: Ja, voorzitter, ik wil ook graag duidelijk laten
vallen, als u daartoe de gelegenheid geeft. Ik heb op zich respect voor
het op een passende wijze gedenken van gevallenen. Zeker daar waar het
gaat om de bevrijding van een bepaalde samenleving. Het verbaast mij
echter dat niet door degenen die dit voorstel doen gerept wordt over
het feit dat het hier gaat om een monument waar ook doden herdacht wor
den, Nederlanders, op zich een terechte zaak, maar die worden op de
zelfde plaats herdacht, niet om een bevrijding te vieren, maar simpelweg