-7-
bezuinigingen van de overheid uit in het welzijnswerk waardoor we
genoodzaakt zullen worden ook in de sfeer van de beroepskrachten op
het jeugd- en jongerenwerk te bezuinigen, maar omdat de regeling tot 1
januari '86 geldt kunnen we ons in het voorstel vinden en zullen we er
dan te zijner tijd op terugkomen.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ik denk dat de Stichting Open Jongerenwerk Ouden
bosch en ook de jeugd- en jongerenwerker blij zullen zijn met de woorden
de lovende woorden die zijn gesproken door mevrouw De Raad en waar de heer
Den Braber zich ook bij aansluit. De heer Den Braber stelt eigenlijk een punt
aan de orde direct in verband of naast dit voorstel. Wij hebben u dit voor
gelegd, wij hebben dit ook in de welzijnscommissie voorgelegd omdat
inderdaad de raad vorig jaar heeft uitgesproken om bij het ontstaan van
de vakature een heroverwegingsperiode te hebben van drie maanden. Het
was daarbij niet duidelijk of dat die periode alleen bedoeld was voor het
college, het college die bevoegdheid daarbij hield, om al dan niet
tot opnieuw invullen over te gaan of dat de raad zelve daarbij betrokken
wilde zijn. Vandaar dat we dus in eerste instantie ook na onze besluit
vorming in deze advies hebben gevraagd aan de commissie specifiek welzijn
en daarom hebben we er ook een raadsagendapunt van gemaakt. Ik zal er
geen problemen mee hebben en als, wat wellicht de heer Den Braber bedoeld,
als u die bevoegdheid om die heroverweging aan het college toe te vertrouwen
als u die opnieuw hier wilt vaststellen. Ik wil er wel aan toevoegen dat
datgene wat de heer Den Braber zegt dat wij inderdaad bij het vaststellen
van het programma al de middelen voor 198*f hebben uitgetrokken dat daarmee
in feite ook de fiattering is gegeven, dat daaraan wel vastgeknoopt kan wor
den de gedachte dat een moment dat een vakature ontstaat omdat iemand
ontslag neemt ook een moment van herbezinning zou kunnen zijn omdat je
dan op zo'n moment natuurlijk ook die wachtgeldverplichtingen hebt, terwijl
die anderzijds wel ontstaan wanneer je als commissie vier maanden later
bij de kroningsvoorbereiding tot een besluitvorming komt om inderdaad de
subsidiëring voor een personele invulling stop te zetten. In dit geval
is het echter niet aan de orde maar ik wijs maar op die mogelijkheid.
De heer Huijpen heeft inderdaad ook in de welzijnscommissie aangegeven dat
hij op het terrein van de inzet van personele-professionele krachten toch
wel wat bezuinigingen wilt plegen gezien het aandeel in het totaal van de
uitgaven en heeft inderdaad nu besloten en ook de welzijnscommissie heeft
besloten om dat dan inderdaad te doen op het moment dat de toezegging naar
S.O.J.O. afloopt. Ik vind dat dat een prima zaak is.
De VOORZITTER: Allereerst het voorstel zoals hier geformuleerd, daar kan
iedereen zich mee verenigen?
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
Dan de vraag die de heer Den Braber op tafel legde,wilt hij die vertalen
in een voorstel om de bevoegdheid bij b en w te leggen om die herover
weging te doen en te besluiten of wel of niet tot invulling kan worden
overgegaan?
De heer DEN BRABER: Ik wil niks leggen, ik wil het gewoon laten zoals het
is. Er staat in de subsidieverordening dat b en w zorgt ter invulling van
de formaties en daar wil ik niks van af doen en ik denk dat b en w op aan
dringen van deze raad drie maanden lang zich inderdaad moet herbezinnen
iedere keer weer voordat het nieuwe verplichtingen aangaat.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
11. Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet voor de omzetting van
de gemeente-begroting en het inhaalprogramma achterstanden jaarrekeningen/
95e wijziging gemeentebegroting 1983 en 7e wijziging gemeentebegroting 198*t.
De heer VAN HOEK: De invoering van de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften
in 1985 brengt nogal het een en ander teweeg. De ambtenaren moeten op
cursus, zelfs raadsleden gaan ze op cursus sturen om zich te bekwamen in de