-13- komen dat dit naar ons idee niet langer kan. We doen de burger te kort door de inspraakmogelijkheden te beperken en wat we nog erger vinden, dat we als raadslid te weinig inzicht hebben op deze wijze op de bestemmingsplannen. Een voorbeeld daarvan is het verdichten van lob A van Albano. Straks wanneer mijnheer de voorzitter mogen wij het verdichte bestemmingsplan lob A Albano vaststellen. Onze fractie zou als voortdurend van deze regels wordt afgeweken aan dergelijke procedures geen medewerking willen verlenen. De VVD-fractie begrijpt te goed dat als wij een voorbereidingsbesluit nemen u het gebied waarvoor het voorbereidingsbesluit geldt naar eigen goeddunken, althans zonder inspraak van de raad, kunt invullen. Onze fractie zou willen voorstellen de stedebouwkundige van het plan Albano duidelijk te maken dat de raad snel, deskundig en bruikbaar werk wenst te ontvangen. Het had volgens onze inschatting haalbaar moeten zijn dat we vandaag het bestemmingsplan lob B zouden vast stellen in plaats van ons te buigen over het voorbereidingsbesluit. De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik moet zeggen dat het me niet helemaal verrast juist uit de hoek waaruit we de geluiden vandaag mogen horen, deze geluiden te ver nemen, omdat de voorzetten zowel door de heer Wijnen als de heer Huijpen in de commissievergadering ruimschoots gedaan zijn. Ik zal proberen door me zoveel mogelijk te beperken in het antwoord, omdat ik vind dat we commissies serieus moeten nemen en daarom niet alles breedvoerig hier moeten overdoen. Wat dat betreft vind ik het plezierig dat de beide heren zich ook beperkt hebben tot de hoofdzaken van de kritiek die er ligt. Het mag duidelijk zijn dat er denk ik niemand in de raad is die gelukkig is met de omstandigheid dat we niet vanuit een voorstel tot het vaststellen van een bestemmingsplan kunnen praten als we het hebben over Albano, maar de situatie is in de loop van de jaren zo ontstaan en dat leidt ertoe dat we nu in een wat knellende situatie geraakt zijn, maar gelukkig biedt de procedure ook mogelijkheden om in zo'n situatie met voortvarendheid ervoor te kunnen zorgen dat de con tingenten die worden toegewezen niet verloren hoeven te gaan. Ik heb in de commissie begrepen dat dat in ieder geval voor bijna iedereen in deze raad een zeer belangrijk gegeven is en voor degenen voor wie dat niet gold was enig voorbehoud om daar nog eens over na te denken de stellingname op dat moment. Ik ben met de heer Wijnen eens dat er inderdaad in juli '80 gesproken is over de woningtypen, de onderlinge verhouding zoals die in lob B tot stand zou moeten komen, maar ik wil er onmiddellijk op wijzen dat dat een achter haalde zaak is. Ik wil daarvoor niet dezelfde negatieve bewoordingen voor ge bruiken die hij gebezigd heeft. Uiteindelijk is het iets wat over ons als raad en over de vorige raad heengekomen is. Door omstandigheden werd stagnatie en dergelijke werd uiteindelijk besloten om tot wijziging van de plannen te komen en dat heeft er in lob A toe geleid dat we zijn moeten gaan verdichten. Daar hebben we vrij fors verdicht. In een later stadium hebben we ten aanzien van lob B gezegd ook daar zullen wij moeten verdichten, maar daarvan is afgesproken dat dat duidelijk minder zou zijn dan in lob A het geval is. Uitspraken die ook in commissie en raad gedaan zijn. Ik heb er moeite mee, de indruk die gewekt wordt dat een aantal leden van de raad volstrekt onkundig zou zijn van de ontwikke lingen die zich hebben voorgedaan met betrekking tot lob B. Het is uitvoerig in de commissie op de voet gevolgd mag ik wel zeggen. Er is het afgelopen jaar bij elke ontwikkeling van stedebouwkundige zijde of blijkens ambtelijk overleg met de P.P.D. waar we hier voorstellen of verdergaande zaken, zelfs eisen uit voortgerold zijn, die zijn steeds in de commissie aan de orde gesteld, on middellijk doorgespeeld aan de stedebouwkundige. Juist omdat we ons terdege realiseren dat het toch al kantje boord zal zijn om in 198^ het contingent te realiseren en ik kan me niet voorstellen dat er een fractie in de raad is die het naar zijn kiezers duidelijk zou willen maken dat we woningen, want daar praten we over, dat we die weg zouden willen gooien. Als dat zo is dan hoor ik het wel. Het idee dat men hier overvallen wordt, dat men verrast wordt, ik vind dat een oncorrecte wijze van voorstellen. Het doet de mensen in de ambtelijke kring te kort, die er ongelooflijk hard aan werken om dit voor elkaar te krijgen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 73