Roosendaal" d.d. 20-2-1984, betreffende vergadering algemene raad
openbaar lichaam "Vuilverwerking Roosendaal".
7. Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 23-2-1984 tot het aangaan
van een kasgeldlening, groot 1.000.000,— met de Nederlandse Midden-
standsbank N.V. te Arasterdam.
8. Overzicht laatstelijk ingezonden en goedgekeurde raadsbesluiten.
9. Schrijven van het dagelijks bestuur van het Streekgewest Westelijk
Noord-Brabant d.d. 3-2-1984, betreffende wijziging deelplan hengelsport.
10. Schrijven van de N.V. Nederlandse Spoorwegen d.d. 23-2-1984, betref
fende N.S.-commentaar bij de Structuurschets Stedelijke Gebieden 1983.
11. Schrijven van de Stichting Mensen zonder Werk d.d. 22-2-1984, be
treffende gebruik Poortgebouw en de Schuur.
12. Schrijven van de Stichting Overlegorgaan Brabants Bedrijfsleven d.d.
22-12-1983, betreffende regionale toetsingscommissie.
13. Schrijven van de heren F. Rademakers, P. Konings en A. Schepers te
Oudenbosch d.d. 4-1-1984, betreffende verkoop en afsteken van vuurwerk.
14. Schrijven van 't Brabantsch Kantoormachinemuseum d.d. 28-1-1984,
betreffende huur ruimte ten behoeve van inrichting museum.
15. Schrijven van het dagelijks bestuur van het Streekgewest Westelijk
Noord-Brabant d.d. 21-12-1983, betreffende meerjarenuitvoerings-
programma rekreatieplannen.
16. Begrotingspositie 1984 tot en met de raadsvergadering van 15 maart
1984.
De heer RENNINGS: Voorzitter, bij agendapunt 11 daar blijkt uit het ont
werp antwoord, overigens terecht, dat er geen gesprek tijdens de raads
vergadering mogelijk is omdat het reglement van orde dat niet toelaat,
maar gelet op het feit dat de brief nadrukkelijk aan de raad is gericht,
zou daarin een mogelijkheid geboden kunnen worden door de stichting Mensen
zonder Werk in de gelegenheid te stellen in de commissie algemene en be
stuurlijke zaken of,een andere mogelijkheid, in de welzijnscommissie daar
van mededeling te doen, omdat daar wel het recht, of het spreekrecht van
toepassing is en ik stel toch voor om die mogelijkheid in het antwoord
op te nemen.
De VOORZITTER: Allereerst met betrekking tot het spreekrecht dat is beperkt
tot de punten die geagendeerd zijn, dus alleen als het geagendeerd is zou
het kunnen spelen. Ik denk dat het verstandig is om het niet te doen.
Kijk de voorbereiding van uw raadsvergaderingen die is opgedragen in de
wet aan B. en W. en ik denk dat we helemaal de foute weg opgaan als
we dat gaan doorbreken. Het zou best eens zo kunnen zijn dat het helemaal
niet zo bewust een brief op deze wijze is geadresseerd. Dat zou dan
overigens wel eens kunnen blijken uit het gesprek wat de wethouder met
de afzenders voornemens is te hebben, kunnen blijken. Ik zou u willen
voorstellen om conform de normale procedure uw werkzaamheden te laten
voorbereiden door b. en w. en te kijken of daarmee op een voldoende wijze
de zaak te ondervangen is.
De heer RENNINGS: Ik heb niet de intentie gehad om de voorbereiding van
de raad uit handen van b. en w. te nemen. Ik bied slechts een mogelijk
heid aan die de mensen geboden kan worden om toch tot een nader gesprek
te komen.
De VOORZITTER: Nou mag ik het dan in zoverre overnemen dat we afhankelijk
van de bevindingen van de wethouder kijken of we er nog gebruik van maken.
De heer RENNINGS: Dan heb ik nog een tweede punt en dat betreft ingekomen
stuk nr. 13- Ik heb naarstig gezocht naar de briefwisseling tussen de be
treffende mensen en B. en W. en die heb ik er niet bij kunnen vinden.
De VOORZITTER: Toen ik het vanochtend bekeek zat die er achter als laatste
stuk.
De heer RENNINGS: Dan gaat het over.
De heer VIDELER: Ten aanzien van ingekomen stuk nr. 14 wil ik u vragen