-42- onbekend is. Er is dus, dat ben ik eens met de heer Wijnen, geen zekerheid dat het wel hanteerbaar wordt, maar het wordt binnen het E.T.I.N. uitgevoerd waar men een afdeling heeft die starters begeleidt, waar men de man die met de begeleiding van de starters is belast of in ieder geval een functionaris van die afdeling, tot onze gesprekspartner maakte. Reden vind ik om aan te nemen dat ook het rapport of het onderzoek wel op diezelfde afdeling zal plaatsvinden en ik denk dat je daarom mag aannemen dat juist de problemen van de starter daarom best tot zijn recht zullen komen en dat het daarom ook best een hanteerbaar onderzoek zal kunnen zijn. Ja, de constatering van mijnheer Wijnen dat er eerder winkels afvallen dan bijkomen, ja, die hebben wij ook gedaan, alleen het waarom van het er niet bijkomen van bepaalde win kels dat zouden we eigenlijk graag vastgesteld willen zien. Vandaar dat we gezegd hebben laten we het zo proberen, want we zijn er toch met elkaar van overtuigd dat er vermoedelijk best wel witte vlekken zijn gezien het terrein het gebied wat er bediend wordt vanuit onze subregionale verzorgende functie. Ja, waar betrek je deze kosten op. Ik denk deels op sociale zaken, deels op economische zaken. Bedoeld is in hoofdzaak op sociale zaken. Het is vanuit die verantwoordelijkheid vooral dat er vanuit uw raad ook is aan gedrongen en dat het vanuit het college uit is totstandgekomen. Ik zou het betreuren als het niet tot stand komt. Ik heb een voor Oudenbosch wat schrale troost, het heeft kennelijk de gemeente Rucphen geïnspireerd heb ik begrepen, dus daar komt het onderzoek in ieder geval wel. De heer VIDELER:Mijnheer de voorzitter, u spreekt over het streven naar ga ranties. Ja, ik streef inderdaad naar garanties. Ik denk dat dat mijn goed recht is. Ik eis ze niet, maar ik streef er wel naar. Ik heb liever 50% garantie dan 5% als u het mij vraagt. Een ander stukje uit uw betoog is over de grondprijs in Moerdijk. Ik denk dat die vergelijking met Oudenbosch, laat ik het nou voorzichtig zeggen, toch wel een beetje mank gaat. Daar liggen toch wel wat andere zaken aan de oppervlakte. Dat weten we met zijn allen hier denk ik. U zegt dat het gericht is onder andere op de werklozen. U praat dan over een uitkering, dus geen middelen om te financieren. Aan de andere kant heeft u het dan over de spaarcenten. Ik denk dat die middelen niet bij die mensen aanwezig zijn, althans die spaarcenten niet, omdat ze met de middelen die ze nu krijgen dat ze daar maar net mee rond kunnen komen dus ik vraag me dan af hoe ze aan die spaarcenten komen. Ik vraag me trouwens af of ze op grond van zo'n onderzoek als er die spaarcenten al zijn of ze dan laat ik zeggen die spaarcenten er wel in willen stoppen of dat ze wel naar de bank willen gaan om daar geld te halen. Maar u weet ook mijn heer de voorzitter, dat onze fractie de bestrijding van de werkloosheid hoog in het vaandel heeft. We laten geen gelegenheid onbenut om te zeggen van probeer die werkgelegenheid toch te stimuleren, maar ik heb wel gezegd in eerste termijn liefst met een zo aktief mogelijk beleid en niet uitsluitend met het opmaken van rapporten, want daar worden we zo weinig wijzer van, denken we. Ik denk dat we met de nodige aarzeling, schoorvoetend moet ik u zeggen akkoord ga, teneinde ons aan deze strohalm, een beter woord heb ik er niet voor, vast te klampen. Ik wil u echter wel vragen of in de com missie algemene en bestuurlijke zaken voorstellen zouden kunnen komen welke toch tot een wat concretere aanpak zouden kunnen leiden. Daarnaast is onze fractie van mening dat het genoemde bedrag van 24.700,dus het absolute maximum is wat hiervoor kan worden uitgetrokken en een hoger bedrag is be slist voor ons niet aanvaardbaar. De heer WIJNEN: Ja, wij zijn ons ook bewust dat zoals u dat zojuist heeft uitgedrukt dat het vestigingsklimaat kan medebepaald worden door het toevoe gen van winkels, dus een concentratie, dan zou dat een begunstiging kunnen betekenen van ons vestigingsklimaat, dan zou dat wervend kunnen zijn. Vanuit dat gezichtspunt zouden wij wel voor ditonderzoek zijn. Het experimentele karakter ja, dat blijft natuurlijk. Ik zou dan ook voor willen stellen om zoals de heer Videier dat gedaan heeft van bij de uitvoering wat nauwer be trokken te zijn, bijvoorbeeld een interim-rapportage, daarvan kennis te ne men en daarvan te kijken of het E.T.I.N. daartoe bereid is om uitleg te ge-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 162