-34- ik dat het niet aanvaarden van... sorry, dan denk ik dat het teveel gezegd is om hier nu stellen dat is hun verantwoordelijkheid. Ik denk dat ook wij een verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van die wensen en die zou ik in de afweging dan in elk geval wel mee willen nemen. Voor die mensen voor de potentiële gebruikers geldt eigenlijk: als hier afgewogen wordt op objec tieve normen en de rest niet mee mag tellen, dat een slikken of stikken va riant is, dus als je het niet neemt, dan heb je niks. Je vertrouwt erop dat het toch voor de betrokken groeperingen aanvaardbaar is. Bij mij is alleen maar duidelijk geworden, en uit de brieven die ik gis teren en vandaag heb ontvangen of eigenlijk gisteren heb ontvangen, u heeft ze ook ontvangen, blijkt dat men heel duidelijk aangeeft dat men niet op die wensen terugkomt, en dat men zelfs in het andere geval aangeeft, ik her haal dat: Voor ons hoeft het nu niet meer. Voorzitter, ik ben aan het eind van de beantwoording van de opmerkingen en de vragen van de heer Wijnen, ik ben ook met de beantwoording van de vragen zeker niet tevreden gesteld, er is al eerder sprake geweest van het geven van cijfers. Het geven van cijfers past bij iemand die in het onderwijs ik doe dat niet, ik zou het wel kunnen uiteraard. Ten aanzien van de opmerking die de heer den Braber heeft gemaakt. Die heeft een reactie ook weer naar de heer Wijnen gegeven, ik heb daar niets aan toe te voegen voorzitter, er zijn in mijn richting geen vragen gesteld. Ik wil nog een reactie geven op hetgeen de heer Huijpen in tweede instantie heeft opgemerkt. De reactie zegt de heer Huijpen van de wethouder heeft geen aanleiding gegeven om het standpunt te wijzigigen. Ik moet u zeggen dat had ik ook niet verwacht want al hetgeen wat hier aan vooraf is gegaan, aan vanavond is vele malen meer dan wat ik hier vanavond in een paar kwar tier tijd kan vertellen en als dat al geen aanleiding is dan is het toch erg moeilijk denk ik om in een keer te zeggen: "God, wat doet hij het nu in een keer aardig, nee, nou veranderen we het." Dat verwacht ik dus dan stel lig niet maar ik wil toch van mijn kant steeds gewoon laten weten hoe ik erover denk. Het zou het college sieren om een meerderheidsbesluit voor te leggen. Het meerderheidsbesluit wat te verwachten was maar ik ben stellig de tegengestelde mening toegedaan dat het siert wanneer je alleen een be sluit voorlegt waar je inhoudelijk achter kunt staan. En ik kon en kan geen ander besluit dan dit besluit aan u voorleggen. Even zo goed als u op een bepaald moment vasthoudt aan uw opvattingen, geen enkele aanleiding ziet om te veranderen, mag u van mij niet verwachten dat ik dan steeds wanneer het bij u niet lukt om tot een standpuntswijziging te komen, dat ik dan steeds eigenlijk degene zou moeten zijn, of het college degene zou moeten zijn die dan zegt: nou dan doen we het anders, hoe zwaarwichtig de kwestie dan ook is. Dan doen we een voorstel waaruit iets blijkt wat je eigenlijk zelf niet meent. Dan zit ik liever op de tribune. Dat de wethouder hier op zijn eigen houtje ontmoetingscentra in gedachten neemt en vervolgens gaat uitwerken en vervolgens de raad voor een fait accompli stelt, van: nou kan het niet anders meer, och in de afgelopen tijd is mij duidelijk geworden dat alle leden van deze raad goed weten wat ze wel en wat ze niet kunnen en die weten ook goed hoever de wethouder kan gaan. Ik vind het diep triest om zoiets te moeten horen dat dat eigenlijk aanleiding zou kunnen zijn om op zo'n besluit van 15 december in te gaan, om daar op te komen. Ik kan dat eigenlijk niet begrijpen, ik zal er ook niet veel tijd meer aanbesteden. De VVD heeft alle argumenten gezocht in de rapportage om eventuele wijzigin gen van standpunt mogelijk te maken. Dat is uw stelling in de laatste ad hoe vergadering, vergadering van de ad hoe commissie 13 februari moet ik dan zeggen niet de allerlaatste, heb ik stellig een heel andere mening gekregen dat met het hele onderzoek niet gedaan was wat men ermee had kunnen doen omdat, zoals de argumentatie toen was, er niet om gevraagd was. Het hoefde niet De heer WIJNEN: ik vraag me af wethouder hoe u dat kunt beoordelen. De heer VAN OOSTERHOUT: ik beoordeel dat omdat ik de woorden die er op dat

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 154