-28- het andere deel in de Schuur. Is het dan toch niet beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald En ik zou met name de fractie die het laatste argu ment heeft ingebracht voor willen houden dat het toch, ja, als je nou luis tert naar die wensen dat je dan toch niet doof kunt zijn voor de andere ar gumenten en waarom regelen we het dan niet, zoals de heer Den Braber zegt, praktisch door het voorstel van het college over te nemen en niet allerlei moeilijke constructies te maken. De heer VAN OOSTERHOUT: Het lijkt mij verstandig van mijn kant, althans dat wil ik toch zo doen, om de debatjes die de heren onderling hadden, om die zoveel mogelijk maar te laten voor wat ze zijn en mij te concentreren op de vragen die aan mijn zijde zijn gesteld. Alhoewel ik met betrekking tot één opmerking die de heren onderling naar elkaar toe hebben gemaakt en dan met name de heer Den Braber en de heer Wijnen, die ging over de ruimte die ter beschikking is in de Schuur. Daar heb ik toch nog wel een opmerking over De heer Wijnen heeft gesteld dat de Schuur ver boven de capaciteit gaat die gevraagd wordt als ontmoetingsruimte. Ik denk dat als je de cijfers precies in ogenschouw neemt, wanneer de Schuur als ontmoetingsruimte zou worden be stemd, dat je dan een netto oppervlakte hebt van 340 m2 en wanneer je het netto-oppervlak van het Poortgebouw neemt als ontmoetingsruimte dan kom je op 306 m2 Als dat laatste, het verschil van 34 m2 dat betekent het, ver overschrijdt, de capaciteit dus ver overschrijdt, dan vraag ik me af wat dat dan precies betekent, want voor mij is dat verschil niet zó groot. De heer WIJNEN: De zolder in de Schuur telt u die niet De heer VAN OOSTERHOUT: Ik tel de oplossing onder variant f, of ik reken met de oplossing onder variant f en onder e en die vergelijk ik met elkaar. Dat zijn de cijfers die er staan. Ten aanzien van de situatie rondom de aan koop van St. Louis, we hebben het er daarstraks over gehad mijnheer Wijnen. Ja, u laat toch langs alle kanten merken dat het u allemaal niet zo lekker zat dat er voorkennis was hier en die u dan weer niet had. Bestuurlijke contacten heeft u betiteld als onvoldoende. Een en ander en ik moet dat ook concluderen, maar daar kom ik straks wel even op, uit het antwoord op de vragen die ik heb gesteld, een en ander doet mij vermoeden dat die 15 decem- ber-beslissing, nou uit die bestuurlijke problematiek voortvloeit en uit niets anders. Dat betreur ik heel erg. U heeft wel wat voorinformatie gekre gen, want op 13 december heeft u een gesprek gehad met mij in bijzijn van mevrouw De Raad waar inderdaad ter sprake is geweest datgene wat op dat moment bij mij leefde ten aanzien van de realisering van een ontmoetings ruimte. U wist op dat moment gonsden er wellicht al wat geruchten en er was reden voor mij om in elk geval dat gesprek met u aan te gaan om te voorkomen dat in elk geval zo'n situatie zou gaan plaatsvinden die we inmiddels hebben gezien op 15 december. U bent, ondanks dat ik u en u weet veel te goed hoe zo'n situatie werkt, u kunt het haarfijn uitleggen en u heeft een veel langere ervaring in de raad als ik, u weet precies wat u hier wel en wat u hier niet kunt. Dat weet ik ook. Ik weet ook dat ik hier op mijn eigen houtje niet zo maar, want de heer Huijpen stelt het als zodanig, niet op eigen houtje een ontmoetingsruimte heb te verdelen of te realiseren of wat dan ook. Dat gaat via de raad en als er bij mij plannen leven dan vraag ik mij af waarom ik die plannen in mijn positie als wethouder, die samen met het college van B. en W. voorstellen moet doen aan de raad, waarom ik die plannen niet mag hebben. Waarom u ook niet wilde wachten totdat die plannen er waren, want dan had u ze nog af kunnen stemmen. Nee, 15 december heeft u gezegd van zo tot hier en tussen de ene' en de andere vergadering in is blijkbaar een en ander tot stand gekomen. Ik betreur dat De heer WIJNENIk denk dat ten onrechte de aandacht vooral op de ene wet houder is gericht ten aanzien van het gebouw de Schuur en dat hangt samen met het feit dat de ruimtelijke ordeningskwestie in zekere zin een domi nante werd genoemd en dat is eigenlijk wat overblijft en dat moet de wethou der van welzijn maar verdelen en ik denk dat vanuit die problematiek nu u

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 148