-13-
dan zeggen dat moet in banen van minder dan 40 uur. Zeker als je jongeren
gaat aannemen want de tijd dat er ^0 uur gewerkt gaat worden dat zullen
zeker de mensen die nu voor het eerst naar de arbeidsmarkt komen niet
meer meemaken. Binnen een aantal jaren werken we 36 of 32 uur, dus de jeugd
moet je daar zeker mee beginnen, dus minder dan kO uur voor mensen die voor
het eerst aan het arbeidsproces gaan deelnemen maar toch ook, en in die zin
wil ik de suggestie van de heer Van Hoek van harte ondersteunen, laten we
arbeidsleerplaatsen maken, laten we mensen die stage willen lopen, en als daar
geen geld voor in de begroting zit zeker voor die stageplaatsen, ook uit
deze pot benutten.
De VOORZITTER: Met betrekking tot de middelen zoals ze er z,ijn, ik neem aan,
dat allereerst overwogen moet worden om daar waar er geknabbeld wordt aan de
bezetting, en die bezetting in evenwicht behoort te zijn met het werk dat er
gedaan moet worden, er allereerst overwogen moet worden of er structureel
voorzieningen mee te treffen zijn.
In deeltijdbanen dan wel in volledige banen, of je die nou met 32 uur of
kO uur indeelt. Overigens heeft de heer Rennings kunnen zien dat het
college wat dat betreft die invulling niet meer met *+0 uur doet maar
met 32 uur. Daarnaast denk ik dat de suggestie van de heer Van Hoek toch de
moeite van het overwegen waard kan zijn. Wij hebben, u bent daar van op
de hoogte, de directeur gemeentewerken en de gemeentesecretaris uitgenodigd
om ten behoeve van een stagebanenplan, werkervaringsplan, meneer Rennings
spreekt van stageleerplan, te komen met suggesties voor plaatsen waarop
dat zou kunnen. Wij hebben daarbij niet in eerste instantie gedacht aan
geldelijke beloningen maar meer aan begeleiding omdat je toch eigenlijk de
mensen de ervaring wil geven vooral. De concretisering daarvan die zal op
redelijk korte termijn moeten plaatsvinden. Ik neem de suggestie van de
heer Van Hoek in ieder geval graag mee, wellicht dat het de laatste stap
mogelijk kan maken die je dan toch moet zetten in het kader van zo'n werk
ervaringsplan.
Met betrekking tot de opmerkingen van zowel de heer Huijpen als de heer
Den Braber en in lijn daarmee van de heer Rennings, wij blijven er attent
op met elkaar overigens, want ook de ambtenaren letten zelf op deze zaak
zoals u zich kunt voorstellen,dat daar waar het nodig is de middelen
gebruikt worden om wat er afgeknabbeld is,aan te vullen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
1^.1 Voorstel tot 9e wijziging van de gemeentebegroting 198^ in verband met
de aanpassing van diverse posten met betrekking tot vergoedingen presentie
gelden.
De heer VIDELER: Ik denk dat bij het overwegen van dit voorstel we toch ervan
uit zouden moeten gaan om, laat ik zeggen als raad eigenlijk een beetje het
voortouw te nemen in deze tijd en de V.V.D.-fractie zou er prijs op stellen
om het toch te bevriezen op het peil van 1983.
Dus, niet mee te gaan met de verhoging van de vergoeding voor het raadslid
maatschap en presentiegeld maar de onkostenvergoedingen en het presentie
geld maar te bevriezen op het peil '83. We bevriezen dat al min of meer door
de 90% weliswaar maar als je de zaak aan de andere kant spaart dan gaan we
toch mee en mogelijk dat we dan bij de aanpassing, die straks nog gaat
plaatsvinden door de minister dat we dan daar op terug kunnen vallen. Maar
voorshands stellen wij voor om het maar te bevriezen.
De VOORZITTER: Die vraag had ik min of meer voorzien, ik kan u ook precies
zeggen wat het betekent, de mogelijkheid die de raad heeft is om tot 20%
onder het maximum te gaan zitten. Dus de ondergrens is 80% van dat maximum.
U komt op 88,.. voor de vergoeding voor het raadslidmaatschap als u
bevriest op het niveau '83, en u komt op 87,96% geloof ik met betrekking
tot de onkostenvergoeding. Dus het mag, als u daartoe wilt besluiten.