IP -26- van het snelverkeer optrekt, bestond er nauwelijks enige twijfel. De commissie deelde unaniem het standpunt van het college dat het belang van de verkeersmaatregel ook nu nog onverkort van kracht is. In plaats van dat men nu van de politie mag verwachten dat zij op de naleving van de verkeersmaatregel toeziet, wordt door hen het negeren van de regel toe gestaan, negeren ze ook zelf de regel en erger nog wordt er nu via uit latingen in de pers kritiek op het beleid gegeven. De vergelijking met regelzuchtige Nederlanders gaat mij te ver en acht ik ongepast. Waar ik mij bijzonder bezorgd over maak, voorzitter, is het feit dat door het nu gevoerde beleid, het nu gevoerde politiebeleid en dat gaat naar mijn stellige overtuiging beslist dieper dan het in het verhaal onschuldige voorgestelde onderzoekje, het effect waar door een bevoegd gezag genomen maatregel afhankelijk wordt gesteld van het gezag dat op de naleving van die maatregel moet toezien. Naar mijn idee is dit misbruik maken van macht. Mijn vraag is nu voorzitter: Deelt u mijn bezorgdheid en bent u voor nemens stappen te ondernemen welke tot wijziging en verbetering van deze ongewenste ontwikkeling kunnen leiden? Naar mijn mening dreigen we in een situatie te komen dat het gemeentebestuur bij de overweg het spoor kwijt raakt. De VOORZITTER: Ik heb niet meer precies de bewoordingen uit het artikel voor de geest. Een kritische ondertoon heb ik ook heel duidelijk geproefd hoor. Ik ben het eens met uw gedachte dat de kritiek op het bestuur niet past aan de politie. De politie is er tothandhaven van de wetten zoals die door het bevoegde gezag worden vastgesteld, dus als het artikel de uitlatingen dekt van de politie dan zal ik uw bezorgdheid als onze bezorgd heid met de politie bespreken. Waar het het optreden betreft ben ik het wel met uw opvatting eens dat het gezag van de maatregel afhangt van het gezag waarmee er tegen wordt opgetreden. Alleen het optreden tegen straf bare feiten is een zaak die zich strikt genomen onttrekt aan de bevoegd heid van het gemeentebestuur omdat alleen met betrekking tot de handhaving van de openbare orde in gemeenten met rijkspolitie bevoegdheden bij het gemeentebestuur liggen. Dat neemt niet weg dat er een goed overleg is en, het driehoeksoverleg, dat er best ruimte is om de vraag als zodanig aan de orde te stellen en dat zal ik zeker doen. De heer JONGENELEN: Mijnheer de voorzitter, de gemeente Oudenbosch heeft een schrijven uit laten gaan, een persbericht op 2 april waarvan ze op de hoogte gebracht worden dat er energiebesparende lampen aangebracht zouden worden. Er wordt ook in aangegeven dat er nadat alle lampen aangebracht zouden zijn er een evaluatie zou plaatsvinden. Nu zijn er gebieden waar het al gebeurd is dat daar mijns inziens de openbare veiligheid in gevaar komt. Ik zou u willen vragen wanneer die dingen geconstateerd worden en er eerder naar te kijken als wanneer het plan afgewerkt is. De heer VAN EIJKEREN: De heer Jongenelen die heeft gelijk als hij stelt dat destijds is afgesproken dat na uitvoering tot een evaluatie zou komen en dat de gegevens daarvan in de commissie openbare werken weer aan de orde zouden komen. Ik denk dat het in het algemeen goed is om ons daar aan, aan de afspraak die we toen gemaakt hebben, te houden. Als er inci denteel klachten zijn, waarbij mensen de indruk hebben dat de situatie verslechterd zou zijn dan denk ik dat dat langs de gebruikelijke weg door die klachten direct bij gemeentewerken te deponeren tot de snelste aandacht voor zo'n probleem leidt. Dus dat advies zou ik in een incidenteel geval willen geven. De VOORZITTER: Waarbij nog opgemerkt kan worden dat er al een aantal klachten binnen zijn en dat die onderzocht worden. 22. Sluiting. De VOORZITTER sluit de vergadering met gebed. Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 juni 19f&, de secretarie. de voorzitter,

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 117