erop dat de zaak wordt afgebroken. Daar is ook in de vorm van het optreden van opsporingsambtenaren tegen opgetreden. Aan de buitenkant zijn we wat milder geweest in afwachting van de stellingname van de kant van de raad en de commissie. Nou, nu hebt u alle informatie. De heer KLIJS: Ja, voorzitter, ik kan met de antwoorden zoals ik ze gekregen heb wel vrede hebben. Bovendien is het een zaak die toch niet meer terug te draaien is en waarvan ik meen dat het niet verstandig zou zijn om het nog te doen, maar ik hoop toch hierdoor nogmaals duidelijk te hebben gemaakt de huiver die we hebben om het vrij gemakkelijk via een postzegelplan op alle mogelijke incidentele belangen in te spelen en dat we attent moeten zijn om die zaken die voor andere burgers van belang kunnen zijn in zo'n plan in zijn totaliteit terecht kunnen komen. De heer HUIJPEN: Ja, voorzitter, ik wil nog even een opmerking maken ter verduidelijking van mijn eerste opmerking die de wethouder niet begreep. Ik denk dat het toch zo moet zijn of het moet niet zo zijn dat degene die zonder vergunning start een gunstigere behandeling krijgt dan degene die al de nodige formaliteiten vervult. De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik denk dat dat een volstrekt juiste stelling is. De VOORZITTER: Ja, maar er staat wel tegenover De heer VAN EIJKEREN: In de praktijk is het niet altijd even eenvoudig te hanteren. Dat is de andere kant van de zaak. De VOORZITTER: Nee en je hebt dan nog geen gelijkheid gerealiseerd mijnheer Huijpen, want er zijn mensen die als ze een voornemen hebben gaan vragen of dat voornemen wel kan en die krijgen dan te horen dat het niet kan en iemand die zegt van nou hier is mijn aanvrage en nou ga ik maar kijken hoe het verder uitpakt komt uiteindelijk bij de commissie uit en de commissie enfin we hebben het bij agendapunt 5 aan de orde gehad, die komt tot het advies om toch eens uit te zoeken of het niet mogelijk is om aan die bepaalde wens tegemoet te komen. Dus ik denk dat je toch verschillen houdt. Met de intentie van uw opmerking is iedereen het vanzelfsprekend eens. De heer KLIJS: Wel met dit verschil dat de tweede altijd z'n zin krijgt. De VOORZITTER: Ja, maar de eerste komt nooit aan het formuleren van zijn wensen toe. De heer KLIJS: Ja, maar de eerste die vraagt en die merkt dat het niet kan en die trekt zich waarschijnlijk terug en de tweede die begonnen is die komt altijd aan het goede eind. De heer VAN EIJKEREN: Dat is niet helemaal waar, maar goed we wagen ons buiten de orde van dit punt. Er zijn ook voorbeelden te noemen van de laatste jaren waarin wel degelijk de zaak is doorgezet tot het afwerken. De VOORZITTER: Goed, we kunnen ons verenigen tot het voorstel onder 18. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 18.1. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor een gedeelte van het bestemmings plan "Kom Oudenbosch Noord" (Kempenaarstraat). De heer HUIJPEN: Is er een overeenkomst met de woningstichting, mijnheer de voorzitter, en is het mogelijk dat wij geïnformeerd worden over de prijzen die de woningstichting aan de huurders berekent voor de grond De VOORZITTER: Dat laatste past strikt genomen niet in het besluit wat u moet nemen maar wellicht dat de wethouder er wel over beschikt. De heer VAN EIJKEREN: Er is met de betrokkenen overeenstemming zoals u hebt kunnen zien over de kosten van het nemen van het voorbereidingsbesluit. Er is van hun zijde ons te kennen gegeven dat zij met de stichting Woningbouw St. Bernardus overeenstemming hebben over hun onderlinge regeling maar daarin zijn wij verder geen partij. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1984 | | pagina 108