De VOORZITTER: Ga ik te ver als ik constateer dat met de verfijning die
wethouder Van Eijkeren heeft aangegeven toch eigenlijk tot stand is gekomen
wat de heer Wijnen vroeg, namelijk dat we als we het vandaag vaststellen
dat dan de besteding alleen maar plaatsvindt op de onderdelen waarop
overeenstemming in de commissie is
De heer WIJNEN: In combinatie met het bestemmingsplan.
De VOORZITTER: Ja, overeenstemming in de commissie, daar zitten beide dingen
in. En openbare werken én ruimtelijke ordening.
De heer WIJNEN: Ja, want anders heeft het geen zin om het krediet vast te
stellen als u de ruimtelijke onderbouw niet noemt.
De VOORZITTER: Nee, maar de praktijk is ook we doen het om tijd te winnen.
De praktijk is dat dit soort besluiten op twee punten getoets worden op
financieel en wat betreft de ruimtelijke consequenties en juist die financiële
toetsing daar weten we uit ervaring mee dat we daar een flink aantal weken mee
kwijt zijn. Die weken halen we in als begin juli of eind juni in de commissie
over de rest een akkoord bereikt wordt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
18. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening voor een gedeelte van het bestemmingsplan 'Kom-
plan' (St. Bernaertsstraat)
De heer HUIJFEN: Mijnheer de voorzitter, gelet op de eerdergenoemde beslissing
deze avond bij agendapunt 5 ©n bet thans ter discussie zijnde voorstel
kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat hier sprake is van een
duidig beleid.
De VOORZITTER: Niet sprake is van eenduidig beleid.
De heer KLIJS: Ja, voorzitter, toen ik dit voorstel onder ogen kreeg toen
was mijn eerste reactie: Daar heb je het alweer. Ik dacht dat wij in deze
raad er meermalen op geattendeerd hebben dat we er geen voorstander van zijn
om regelmatig geconfronteerd te worden met zogenaamde postzegelplannetjes
die dan meestal in moeten spelen op individuele belangstelling en dan ook
meestal nog gepaard om zaken op te lossen wat min of meer illegaal of in
elk geval niet helemaal rechtmatig tot stand gekomen zijn. Als je nu leest
het motief waarop u zegt van nou we nemen een voorbereidingsbesluit want
het feit dat die afwijking van de openbare weg af niet zichtbaar is dat is
geen hinderlijke zaak, dan zeg ik op mijn beurt als dat zo is dat geldt
voor het hele plan, neem dan die maatregel voor het hele plan of bouw in de
planvoorziening een maatregel in dat u ontheffing kunt geven en die ontheffing
kunt u binden aan bepaalde voorwaarden. U kunt er de burgers bij betrekken,
maar dit is een zaak die gaat niet alleen over dat pandje daar in de St.
Bernaertsstraat. Als dat zo is dan geldt het voor het hele plan. Tref hem
dan ook voor het hele plan en speel niet elke keer in op individuele be
langen.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, voorzitter, ik weet niet goed wat ik aan moet met de
opmerking van de heer Huijpen. Ik denk dat er voortdurend sprake is van zaken
waarin je wel danwel niet meent te moeten tegemoetkomen aan de wensen van
iemand of aan het achteraf legaliseren van zaken die volgens de voorschriften
op een illegale wijze zich hebben ontwikkeld. Ik denk dat dat nooit anders
is geweest. Ik denk bovendien dat het juist in dit soort zaken dat je toch
de individuele situaties binnen het betreffende plan moet bekijken en ook
moet kijken op grond van welke uitgangspunten, welke aannames destijds die
voorschriften binnen elk van die plannen tot stand gekomen is. Nou wat dat
betreft heb ik daarstraks een aantal opmerkingen gemaakt bij dat agendapunt
5 wat u noemt. Bovendien is daar niet van gezegd dat het tot in lengte van
jaren onmogelijk zal zijn, voorlopig niet aan de orde, maar we gaan erover
praten. Nou in dit geval ligt de zaak iets anders. Op de eerste plaats kom