dat we praten over het zuidelijk gedeelte van het gebied Brouwerijstraat
en omgeving. Dus in die context is het niet meer dan wat oorspronkelijk
aan cijfers op tafel is gelegd. We bouwen 27 woningen in Brouwerijstraat-
Noord en waarschijnlijk 150 in het zuidelijke gedeelte tenzij het er minder
kunnen zijn. Nou daarover zijn in de commissie afspraken gemaakt en zodra
we daar harde informatie over hebben komt het in de commissie terug.
De heer WIJNEN: Ja, kijk de heer Du Pont heeft het eigenlijk al verwoord.
Die zegt je neemt een besluit over een krediet, dat is ergens op gebaseerd
dat heeft een eigenlijke onderbouwing wat de hoeveelheden en de ruimte
lijke structuur betreft en dan mag er niet uit geconcludeerd worden dat
wij sowieso akkoord gaan met de ruimtelijke invulling die daar aan ten
grondslag ligt en dat is eigenlijk de spanning waar we mee te maken
hebben van hoe wordt het gebied ingevuld. Dat staat nog niet vast
of nog niet helemaal vast zou wethouder Van Eijkeren dan zeggen, maar daar
zijn toch nog diverse mogelijkheden voor verschuiving en ik denk dat die
er nog moeten zijn ook, want er wordt nog overleg gevoerd met de provincie.
Voor zover als u zegt van ja, we moeten geld uitgeven een bepaald bedrag
om ergens van start te kunnen gaan dat is dan toch een andere vraag dan
dat u zegt van nou zo en zo wordt het precies beoogd uit te geven voor
die en die objecten en ik denk dat de besteding van een dergelijk krediet
steeds in overleg in dit stadium met de commissie moet plaatsvinden.
Anders kunnen wij er geen medewerking aan geven.
De heer HUIJFEN: Ja, voorzitter, ik denk wat de nutsvoorzieningen betreft
dan denk ik dat het moeilijk is om het gevarieerd uit te voeren, maar ik
zou me best voor kunnen stellen wat de rest betreft van het bouwrijpmaken
dat dat te bekijken en te onderzoeken is of dat wel kan in een gefaseerde
vorm.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik denk dat de opvatting die ik dan mogelijker
wijze wat onduidelijk verwoord heb niet zover af ligt van wat de heer
Wijnen bedoelt. In de commissie is afgesproken dat het de moeite waard
is om te onderzoeken of we tot een geringere dichtheid kunnen komen. Daar
bij is in de commissie gezegd dat dat dan naar alle waarschijnlijkheid
zal betekenen dat je op een aantal plekken in de stedebouwkundige structuur
zoals die dacht ik toch door iedereen erkend was zou kunnen komen tot
minder stapeling dan op dit moment is voorzien. In die termen is er ge
sproken. Dat betekent dat met name de wegenstructuur bijvoorbeeld, dus de
hoofdrioleringen toch zaken zijn die toch min of meer of zelfs volledig
denk ik los staan van de uiteindelijke uitkomst van dat verzoek waar we mee
bezig zijn. Die zaak komt terug in de commissie en ik wil dat best hier toe
zeggen dat het eigenlijk vanzelfsprekend is of voor de hand ligt dat
hangende die onduidelijkheid op het moment dat dat in de commissie terug komt
ook de verfijning van het krediet, de bijstelling van het krediet, wel
in die commissie evenzeer aan de orde komt en als dat leidt tot een verhoging
respectievelijk een verlaging van het krediet dat het dan zijn vervolgkrijgt
richting raad. Dat het in de commissie dus gekoppeld wordt aan datgene
wat al is afgesproken binnen de commissie. Zodra die duidelijkheid er is
of bijvoorbeeld de kavelprijzen niet verhoogd zullen worden of er wat
minder dichtheid zal komen dat soort informatie daar wachten we op. Nou zodra
dat er is denk ik dat we terwijl nu het krediet kan worden vastgesteld
het dan op grond van de afspraken die we daar nu over maken via de commissie
kan worden bijgesteld. Wat betreft het bezwaar van de heer Huijpen, wat be
treft de nutsvoorzieningen denk ik inderdaad dat dat één object is. Wat betreft
de verhardingen is het niet zo'n probleem want die gebeuren eigenlijk per
definitie min of meer gefaseerd. Die lopen iets vooruit op de woningbouw en
bovendien hebben die in dat stadium het karakter van bouwstraten. Dus ik
denk dat dat eigenlijk vanzelfsprekend min of meer een gefaseerd karakter
heeft.