moest proberen om die op een afslag te krijgen en ik begrijp dat u
naar die situaties weer terug wilt. Ik denk ook dat het een vorm is
van jezelf een beetje rijk rekenen. Ik denk niet dat het verantwoord
is om de gladheidsbestrijding in uw voorbeeld over te laten aan één
persoon, toevallig de chauffeur van die wagen die dat allemaal in zijn
eentje zou kunnen. Er is met die wagen ook wel eens wat misgegaan.
Juist omdat het glad was en hij strooit pas als hij zelf er voorbij is
dus dat levert wel eens problemen op. Ik kan die rekenarij van u, want het
zijn allemaal hele globale indrukken en ik denk dat in uw enthousiasme
het wel wat al te voordelig uit is gevallen. Wat dat betreft is het
misschien niet gek om daar in de commissie nog eens op terug te komen.
Het idee van privatiseren, ik kan dat niet zo een, twee, drie beoordelen
of dat juist met betrekking tot die gladheid aanbevelenswaard is.
De heer Wijnen zegt terecht heel kort hoe daar in het verleden al uit
voerig over gediscussieerd is. Er zijn zelfs vanuit de scheepvaart heel
interessante constructies toen ter tafel gevoerd om aantasting van me
talen te voorkomen in die loods. We zullen dat niet allemaal overdoen nu.
De loods die in het geval we hier van zouden afzien over zou blijven,
daar wordt door de heer Wijnen gezegd van nou er is gesproken over uit
breiding van het gebouw gemeentewerken. Dat is tot in lengte van jaren
denk ik niet meer aan de orde omdat door privatisering en door de ver
koop van nogal ruimte in beslag nemende kiosk er op dit moment ruimte vol
doende is en het niet te voorzien is dat het op korte termijn anders zal
zijn. Dus ik vind uw voorstellen wat verrassend. Ik moet u zeggen dat ik
juist terugdenkend aan het tot stand komen van die loods om de arbeids
omstandigheden wat aan te passen aan de tijd, ook het feit dat terwijl
u stelt dat er vele gemeenten zijn waar dat nog in de open lucht is, denk
ik dat de tendens van de laatste 5 a 10 jaar juist is te overkappen dat
die én door rijkswaterstaat én in vele gemeenten, waarbij ook met zo'n
transporteur gewerkt wordt, ik denk dat dat niet voor niets is. We hebben
het destijds in ieder geval niet voor niks gedaan en ik vind het hoogst
merkwaardig dat daar op wordt teruggekomen. Als in tweede instantie blijkt
dat men daar desalniettemin nog eens over wil spreken dan zal ik mij daar
niet tegen verzetten, maar in eerste instantie ontraad ik in ieder geval
deze gedachte sterk.
De heer VIDELER: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb toch wat moeite met
het antwoord van de wethouder. U doet het voorkomen alsof ik terug wil
van de zouttransporteur, van het mechaniseren, naar het vroegere handwerk
met de schop. Nou dat is helemaal niet waar. Wat ik wil is in plaats van
de transporteur de kraan gebruiken die op de auto aanwezig is en dat
is een heel ander verhaal. Het vergelijken van een zouttransporteur met
een bakfiets, ik moet zeggen daar kan ik geen vergelijking tussen trekken,
hoe goed ik ook mijn best doe. En dan het vergelijken van het dekzeil
met een rietdek, dat kan ik ook niet vergelijken. Ik denk dat dekzeilen
heel veel gebruikt worden en het is natuurlijk zo dat bij de provincie
de zaken worden overkapt en dat daar transporteurs worden gebruikt, maar
daar wordt ook met heel andere hoeveelheden gewerkt en ik denk dat die ver
gelijking ook krom gaat. Ten aanzien van de bedragen die ik genoemd heb,
die zijn uiteraard globaal, maar ik denk dat we die wel wat kunnen preci-
siëren in de commissie. Dat laat ik liever aan u over om dat nog eens een
keer na te rekenen. Om dat aan een persoon over te laten, dat dat gevaar
lijk zou zijn, ja, of je met een of met twee personen in die auto zit,
ik denk niet dat er een voorgaat om zout te strooien, dus ik denk dat dat
even gevaarlijk blijft, hoe je dat ook draait of keert. Overigens ben ik
bij de rekenarij enthousiast geweest, maar ik dacht toch ook erg reëel,
dus ik denk dat ik er niet zo ver naast zit, voorzitter, met mijn berekeningen.
Ik blijf bij mijn voorstel om het een keer terug te verwijzen naar de com-