-7- Ik denk dat snelheid erg door de startende ondernemer op prijs wordt ge steld en ja, dat kan hem alleen nog enthousiast maken en helpen om te slagen. Dan blijft overeind de vraagstelling van de heer Klijs met be trekking tot de uitgangspunten. Ja, de derde instantie trachten wij over het algemeen te vermijden dat is het probleem. De heer KLIJS: Ik wil een voorstel doen om in stemming te brengen dat wij dit voorstel aan willen houden totdat er van uw zijde uit en dat hoeft helemaal geen dik boekwerk te zijn, maar in elk geval een duidelijke beleidslijn ter discussie is gesteld in de commissie openbare werken en hier op grond waarvan wij dit soort activiteiten in goede beleidsvorm tot ontwikkeling gebracht willen zien. Tot dan zou ik willen voorstellen dat dit aangehouden wordt. De VOORZITTER: Ik weet niet hoe de verhoudingen uitvallen. Mag ik eens even kijken of we het niet op een andere manier op zouden kunnen lossen, zo dat ook de heer Klijs zich daarin zou kunnen vinden. Zou een moge lijkheid kunnen zijn dat gepoogd wordt voor de volgende vergadering van de commissie openbare werken die uitgangspunten te beschrijven en om dan de aanvragen daarna te laten uitgaan. Ik weet niet of dat voor de wethouder een aanvaardbare vorm is. De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik heb in principe tegen dat soort zaken geen bezwaar. Ik vraag me alleen af of het in eerste instantie als het moet gaan om de toezeggingscriteria die toch in aller eerste instantie een stuk economisch beleid treffen of het niet een zaak is die in algemene en bestuurlijke zaken aan de orde zou moeten komen. Vervolgens wat de planologische consequenties betreft in openbare werken. De VOORZITTER: Ik heb eigenlijk beluisterd dat de bezwaren van de heer Klijs vooral gaan in de richting van het ontbreken van een planologische basering. De heer KLIJS: Ik heb dacht ik mijn bezwaar duidelijk gemaakt voorzitter. Ik vind het dus, wij vinden het incidenteel inspelen op zo'n vraag niet onderbouwd door beleidsvoeringen die we op dit punt hebben. Die is ons niet bekend op dit moment en als je nu A zegt dan komt straks Piet met een belangstelling en Kees met een belangstelling en wat doen we dan. Het is nu weten welke richting willen wij met dit soort aktiviteiten, waar we niet tegen zijn, maar wat we zonder basis voor de gehele gemeenschap tot ontwikkeling brengen en er rekening mee houden dat die activiteiten die wij in buitengebieden ook, maar dan bedoel ik ook binnen de kom, toelaten ontzenuwend tot ontkrachtend kunnen werken voor de belangstelling die er zit in de kern van de kom. De VOORZITTER: Ja, ik denk toch in hoofdzaak een planologische problematiek. Ja, een ruimtelijk-ordenende problematiek die denk ik dan ook in de commissie openbare werken en ruimtelijke ordening aan de orde zou moeten komen. Zou dat een voorstel kunnen zijn, dat de wethouder tracht om een onderzoek op korte termijn te doen, te vertalen in een notitie voor de commissie en dan het inzenden van het verzoek om verklaring van geen be zwaar daar in ieder geval op te laten wachten. De heer VAN EIJKEREN: Ik zou dat toch sterk willen ontraden. De VOORZITTER: Nee, dan doen we het, het is een vraagstelling aan de wethouder. De heer VAN EIJKEREN: Ik denk dat er nu toch al te veel wordt opgehangen aan het voorstel wat hier voorligt en de relatie is me volkomen duidelijk en ik vind het verzoek ook zeer terecht, maar dan met name voor de toekomst dat we ons daar op korte termijn in verdiepen en een beleid proberen te ont wikkelen, akkoord, maar gezien ook de wijze waarop er in de commissie over gesproken is, het gebied waar het hier om gaat, denk ik dat we het voorstel zoals hier gedaan wordt toch zouden moeten kunnen ondersteunen. Daarbij aantekenend wat al gezegd is en daar zoveel mogelijk uitvoering aan geven. De VOORZITTER: Nou dan is aan de orde het voorstel van de heer Klijs om de zaak nu aan te houden in afwachting van het uitvoerig onderzoek en het be spreekbaar maken van het resultaat daarvan.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1983 | | pagina 7