-6-
De heer VAN EIJKEKEN: Ja, voorzitter, de heer Wijnen die doelt op de commissie
vergadering Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening van 11 oktober j.l. waar
zijn fractiegenoot de heer Klijs namens zijn fractie zei mee te gaan met model
2, dat was het laten vervallen van het broederspad en het tot stand doen komen
van een nieuw pad in de groenzone tussen lob A en Lob B. Toen waren er een hele
boel mensen in de commissie redelijk gelukkig, maar hij was nog niet klaar,
toen verbond hij daaraan in de ogen van de andere commissieleden een wat merk
waardige voorwaarde, die hij nadrukkelijk onderstreepte als erg hard te zijn,
namelijk dat er een offerte gevraagd zou moeten worden aan de Heidemaatschap
pij om over te gaan tot een verplanting van het bestaande groen om dat op te
nemen als een deel van het nieuw aan te leggen pad en daarbij te vragen naar
de hergroengarantie,dat hele pakket dat hij naar voren bracht dat was een eis
om mee te gaan. Ik heb daar in die commissie -ik heb er het verslag ook nog eens
op nagelezen- op geen enkele wijze toezegging gedaan dat dat zou gebeuren
ik heb alleen in mijn conclusie geconstateerd hoe de kaarten in de commissie
geschud waren en daarbij geconstateerd dat de heer Klijs voor model 2 was
onder voorwaarde, een voorwaarde die door velen werd gezien als iets waar
door hij in feite voor model 1 was. Binnen de dienst gemeentewerken heb ik de
realiteitszin van zijn verzoek voorgelegd aan de mensen die binnen die dienst
geacht worden deskundig te zijn en ik heb tot dusverre daar nooit enig twijfel
over hoeven te uiten en dat heeft ertoe geleid dat we in het college hebben be
sloten dat het vragen van een dergelijke offerte ons niet zinvol voorkwam.
Natuurlijk kan alles wat oud was in principe verplant worden als daar de nodige
jaren de voorbereidende zorg aan wordt besteed en dan nog blijven de risico's
groot. Nou, a. hebben we die tijd niet, en b. met de risico's van wat er staat
en wat zich ontwikkeld heeft in een totaal ander milieu dan het milieu wat zich
nu en de laatste jaren daar ontwikkeld heeft en wat er zal zijn als het plan
is volgebouwd, daar hadden wij meer dan twijfels over vandaar dat we de zaak
daarbij hebben gelaten.
De heer WIJNEN: Ja, voorzitter, ik vind het opmerkelijk dat de wethouder al
leen kiest voor, overigens die interpreteert alsof de heer Klijs voor voorstel
2 zou zijn, dat hij zegt van nou het broederspad mag weg maar het is duidelijk
zo geweest dat wij gezegd hebben van in het kader van de groenaanleg in lobA,
tussen lob A en lob B wordt een uitgewerkt voorstel gedaan door gemeentewerken
om een aantal oudere bomen met zelfs een boomkwekersverleden worden daar ge
noemd en u kan ze gaan bekijke daar naast de tuinbouwschool dat zijn dan die
bomen waar de kwekerij Labor in de loop van een groot aantal jaren wat hout
heeft uitgesneden en die zouden dan wel verplant kunnen worden en wat daar op
bijna dezelfde hetzelfde perceel staat op dezelfde meters staat dat zou dan
niet verplant kunnen worden. Ik denk dat u eerst eens moet informeren voordat
u tot dergelijke conclusies komt. Aan de ene kant besluit u wel tot, het vorige
seizoen alsof dat andere wel lukt en dit zou u dan afdoen als zijnde niet reëel.
Ik denk dat op zijn minst geprobeerd kan worden te kijken wat de deskundigen
die daar dagelijks mee bezig zijn van zeggen.
De heer DE HOOG: Voorzitter, ik was niet van plan bij dit punt te spreken, bij
het volgende wel uiteraard maar de opmerking van de heer Wijnen en het antwoord
van de wethouder zijn toch wel aanleiding tot een.lichte kanttekening. Ik heb
bij de commissievergadering gezeten, ik heb ook begrepen dat de heer Klijs
ook prijs stelde op het nagaan van de mogelijkheid, ik heb zelf tijdens die
vergadering twijfels uitgesproken over zal ik zeggen de haalbaarheid daarvan maar
ik vind het toch wel iets te ver gaan als van de zijde van het college een derge
lijk verzoek vanuit toch wel een betrekkelijk grote fractie in deze raad
eenvoudigweg terzijde wordt geschoven. Ik vind dat een uiterst onhoffe
lijke behandeling en zeker niet liggen in de lijn van de discussie die heeft
plaatsgevonden in de commissie.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, de heer Wijnen die stelt dat er een deskundige geraad
pleegd had moeten worden. Nou, ik vind dat dat gebeurd is. Ik vind dat we deskun
dige mensen in huis hebben op dat gebied. En, nee, ik heb wat dat betreft weinig
toe te voegen aan wat ik gezegd heb. Als hij verwijst naar de opmerking dat even-