-5-
formeel niet kan, maar dat we hebben willen uitdrukken dat we de ter
mijnen bij de bouwvergunning willen gebruiken, maximaal en als de verkla
ring van geen bezwaar er tussen zit dan is dat nogal wat, om op die manier
de bouw tot stand te kunnen laten komen. Is de raad tevreden
De heer KLIJS: Nou helemaal tevreden nog niet voorzitter. Wat die koppe
ling betreft, die vraag had ik nog overgeslagen, maar dat is inderdaad
juist, dat kan niet los een hinderwetvergunning en een bouwvergunning.
Dat zijn twee aparte zaken. Dat de heer Van Eijkeren zich niet precies kan
herinneren hoe dat de bepaling is geweest binnen de commissie. Dat is
waarschijnlijk mogelijk omdat wanneer ik het me goed herinner ook het ver
slag van die commissie niet in de volgende vergadering is behandeld en
vastgesteld. Dus dat is op dit moment nog zwevend. Onze fractie heeft er
toch juist moeite mee met de gevoerde beleidslijn. Ik dacht dat wij het
risico lopen wanneer we dus nu redelijk vlot inspelen op een individueel
verlangen dat je daarmee ook een zekere consequentie trekt voor verlangen
die elders in andere gebieden ook kunnen ontstaan en u mag zich gerust
realiseren dat zo'n individueel verlangen ook voort kan spruiten uit de
belangstelling van het individu zelf om gezien de omstandigheden waarin
hij is of waarin hij verkeert of waarin hij raakt te verkeren naar ont
plooiing zoekt en dan dit probeert aan te grijpen om zijn ontplooiing
te vinden. Op zich natuurlijk een prijzenswaardige zaak en daar kan ik
geen bezwaar tegen hebben, maar ik vind wanneer wij dit moeten gaan terug
brengen en te gaan vertalen op de behoefte in de planologische gebieden
dat er dan andere uitgangspunten aan ten grondslag moeten en mogen
liggen en daarom kan ik me dus veel beter vinden in hetgeen wat de wet
houder op het ogenblik op het laatst zegt. Daar dienen dus bredere onder
zoeken voor plaats te vinden, maar dan moeten we niet vergeten als u dat
met ons meent, met onze fractie meent, wij dit nu in deze fase even over
slaan, dat u vindt dat dit nu voor dit gebouw niet nodig is. Ik dacht
dat het een consequenter beleid zou zijn om dat in z'n totaliteit door
te trekken en dat is juist de kern van mijn bezwaar. Ik heb er geen
moeite mee dat daar een frites-verkoopgelegenheid komt en dat die eventueel
door de heer Van Vlimmeren tot stand gebracht zal worden, maar ik vind de
wijze waarop, waaruit wij dit bestuurlijk regelen dat kan in onze fractie
tot op dit moment nog geen vrede vinden.
De heer EENNINGS: Ja, voorzitter, ik moet uit het antwoord van de wethouder con
cluderen dat hij het met me eens is dat je normen moet zoeken. Dan denk ik
dat we niet moeten zeggen dat we wachten moeten tot een volgend geval om
dan die normen te gaan ontwikkelen. Ik denk dat het van een goed bestuur
getuigt nu je mag verwachten dat dit soort aktiviteiten maar ook de
straathandel en de markthandel, dat zijn ontwikkelingen van ondernemerschap
die het dichtste liggen bij mensen om dat je daar geen grote investeringen
voor hoeft te doen, dat je daar toch in ieder geval het beleid op afstemt
omdat die verzoeken vermoedelijk wel op ons af zullen komen en dan kun je
niet de ene keer zus en de andere keer zo handelen. Ik heb nogmaals met het
voorstel geen moeite. Ik denk dat welke norm er ook aankomt dat het hier
een goede zaak is dat die zaak er komt. Ik denk dat we ons ook moeten rea
liseren dat het zeer ontmoedigend werkt als we dat al te formeel gaan be
handelen, maar we kunnen niet dat beleid en de zorg van de gemeente wachten
te ontwikkelen tot het moment dat er weer een nieuwe aanvraag komt. Dus ik
zou het college willen uitnodigen daar toch in ieder geval een aanzet voor
te geven. Dat hoeft niet in dikke beleidsnota's. Dat kan in een beperkte
notitie, maar dat in ieder geval een beleidslijn in deze wordt uitgezet.
De heer DEN BRAEER: Ja, voorzitter, ik kan me voorstellen dat we in na
volging van de vraag van de heer Rennings in eerste termijn, dat wij voor
onszelf wat toetsingscriteria gaan opstellen van hoe gaan wij zulke aan
vragen behandelen, maar ik zou er toch voor willen pleiten dat we niet
met een olifant op een mug gaan schieten en ik proef een beetje uit de