vergadering van 22 juni, ja, daar het geen woordelijk is kan ik de opmerking
van de heer Klijs niet naar de letter controleren, maar ik neem aan dat voor
zover ik me kan herinneren dat hij het bij het rechte eind heeft als hij
stelt zich in die zin uitgelaten te hebben. Ik dacht ook wel dat de geest
van het voorstel daar wel aan toekwam, echter voor de tekst die gekozen is
is meer de historische benadering verwoord, uitgaande van het verzoek van de
heer Van Vlimmeren waardoor in ieder geval minstens de suggestie wordt ge
wekt, misschien is dat wat ongelukkig, dat het uiteindelijke voorstel direct
gekoppeld is aan de aanvraag. Natuurlijk moeten we onszelf ook niet voor de
gek houden. Als die aanvragen er niet geweest waren dan zou dit voorstel er
ook niet gelegen hebben. Dat we het niet moeten relateren, de heer De Hoog
en de heer Rennings merkt dat eigenlijk ook op via zijn vraag of er meerdere ge
gadigden waren en hoe de keuze tot stand gekomen is, er waren inderdaad
twee gegadigden. In het verleden is wel vaker gebleken van belangstelling.
Op dit moment waren er twee belangstellenden voor een dergelijke activiteit m
in het betreffende gebied. Echter de andere belangstellende had uitsluitend
belangstelling om vanuit zijn woonhuis of een aanbouw een dergelijke activiteit
te starten. Nou dat was op geen enkele wijze zelfs maar mogelijk om mede
werking te overwegen. Daarvan is de man in kennis gesteld en is op de hoogte
gebracht van het feit dat er een andere gegadigde was die duidelijk een iet6
ander verzoek had en dat als hij een soortgelijk verzoek zou doen hij op
dezelfde wijze behandeld zou worden en dan hadden we duidelijk een keuze moeten
maken. Nou daar is geen enkele reactie meer op binnengekomen. Dus daaruit
hebben we geconcludeerd dat de belangstelling om op een wijze iets dergelijks
te willen uitvoeren zoals in het onderhavige geval voorligt dat daar verder
geen sprake meer van was. Er bleef dus één gegadigde over en daarmee was de
keuze die door de commissie openbare werken ook terecht aan het college werd
gelaten was in feite een hele eenvoudige want er viel niets meer te kiezen.
Vandaar dat het ons ook wat overbodig leek om de relatie van de ene belang
stellende met het voorbereidingsbesluit wat we nu nemen, wat gekoppeld is
aan de activiteit, om die relatie niet te leggen. Ik hoop dat daarmee in
ieder geval de bevreemding die overigens door de heer Klijs zelf slechts een
beetje, enige troost daarin vinden, bij zijn fractie ontstaan heeft kunnen
wegnemen. De heer De Hoog zegt de koppeling tussen bouwvergunning en de
vergunning ingevolge de hinderwet is juridisch niet mogelijk. Nou dat zou
ik toch graag willen laten nakijken. Ik kan daar op dit moment geen direct
antwoord op geven. Ik denk ook dat het eraan ligt hoe je de passage, de
derde alinea van onder in het voorstel, hoe je die interpreteert. Is er in
derdaad sprake van een directe koppeling of is er sprake van een parallel
verlopen van beiden. Ik dacht toch dat laatste ook te kunnen verdedigen op
grond van de formulering die er gekozen is en als hij in die richting wil
meedenken dan is zijn bezwaar ook opgelost. Mijnheer Rennings merkt op dat
het voorstel aansluit op de voornemens die er in het beleidsprogramma zijn
vastgelegd. Dat is juist. Ja, de norm, wat voor beleid wordt gevoerd, er is
hier duidelijk sprake van een bepaalde aanvraag naar aanleiding waarvan de
discussie tot stand gekomen is. De discussie in de commissie, de heer Klijs
heeft het al gezegd, heeft een wat algemener karakter gekregen en ja, in die
vergadering en in het college hebben we ons nog niet direct beziggehouden
met de mogelijkheid van meerdere soortgelijke verzoeken, ook vanuit de an
dere delen van de gemeente, maar ik stel mij voor dat er in principe ruimte
moet zijn voor dergelijke verzoeken. Bij de beoordeling daarvan kan ik mij
voorstellen dat we ons eens oriënteren via het ministerie van economische
zaken en de middenstandsorganisaties naar zowel beneden- als bovengrenzen
van drempelwaarden bij dergelijke aktiviteiten. Ik denk dat dat een richtlijn
kan zijn om meer in economische zin en daaraan gekoppeld in plaologische
zin gerelateerd aan de omvang van de gemeente een norm te ontlenen voor
het wel of niet medewerking verlenen.
De VOORZITTER: Mag ik toevoegen met betrekking tot die koppeling dat die