over de aanpak van de woningbouw. Over *\k dagen verjaart het college voor
de eerste keer en ik heb uit laten rekenen dat in dat eerste jaar inclu
sief voorstellen die nu de raad passeren er 175 huizen gebouwd zijn of in
aanbouw zijn genomen op de dag dat het eerste jaar om is en ik vind dat
een formidabele prestatie waarvoor mijn fractie het college zeer erkentelijk
is. Het effect op het aantal woningzoekenden waar de heer Klijs naar vraagt
is niet zo groot. Ik heb het vorige week nog eens nagevraagd en dat schommelt
het laatste jaar zo rond de ^50. Dus ik denk dat wij nog geen enkele reden
hebben om bij de pakken te gaan neerzitten en derhalve is de vragenlijst die
hier nu voorligt die voldoet volkomen aan onze wensen. Eén opmerking over
de wijziging die de heer Klijs in studie wil nemen in het centrum, dat plein.
Ik zou daar toch voor willen waarschuwen, nee ik moet het anders zeggen.
Wij verwachten dat zo'n plein daar op die plaats de exploitatie van de
woningbouw in de zin van het bereiken van betaalbare huren dermate onder
druk zal zetten dat wij zo'n studie eigenlijk voorshands al niet zinvol
achten.
De heer VAN EIJKEREN: Voorzitter, de complimenten die links en rechts worden
uitgedeeld daar ben ik zeer erkentelijk voor. Ik zal ze ook doorspelen
aan de mensen die dat samen met mij hebben mogelijk gemaakt. Ik denk dat ze
daar ook met name thuishoren. Zoiets bereik je alleen via teamwerk en in die
zin zal ik de geuite loftuitingen doorspelen. De heer Klijs verwijst terecht
naar een eerder door hem gestelde vraag in de commissie betreffende het
effect van de woningbouw, met name in lob A van Albano op de lijst van
woningzoekenden. Anders gezegd in hoeverre komen mensen die op die lijst
bij de Stichting Woningbouw St. Bernardus voorkomen aan de bak bij de
woningen die gerealiseerd worden in hoeverre zijn het mensen die niet op
die lijst voorkomen danwel de ingezetenen van Oudenbosch danwel mensen die
van buitenaf naar Oudenbosch migreren. Ik weet dat er een contact geweest
is met de Stichting Woningbouw St. Bernardus, dat er gewerkt wordt om
die gegevens op redelijk korte termijn in de commissie te kunnen aanbieden.
Ik zal daar nog eens op toezien dat we in de vergadering van september over
die gegevens kunnen beschikken. Daarmee beantwoord ik meteen de opmerking
van de heer Den Braber daarover. Hij verwijst naar een informatie die hij
via de Stichting Woningbouw St. Bernardus heeft gekregen dat de lijst nog
steeds schommelt rond de **50» Dat is zo, maar daaruit kun je het effect
nog niet afleiden want in beide gevallen spreken we over het getal en het
verloop daarin is daaruit niet af te leiden. Het kan dus toch een heel
redelijk effect zijn, maar dat moeten we even afwachten. De opmerking over
lob B, het temporiseren en de risico's die dan mogelijkerwijze ermee gepaard
zouden kunnen gaan. Ik heb in de commissie ook al toegezegd in de richting
van de heer Klijs dat steeds als een volgende fase wordt ingezet, het verkeert
nu in de fase van stedebouwkundige voorbereiding, op korte termijn zal de
commissie de hoofdstructuur gepresenteerd krijgen, dan kunnen we daarover
spreken en ik stel voor dat we steeds stapsgewijze als commissie die ont
wikkelingen volgen en al discussierend daarover de zaken desgewenst bijstel
len. De opmerking over Polderstraat/Marktstraat werd door verschillende
van u gemaakt. Ik ben het niet met de fractie van de Partij van de Arbeid
eens dat op voorhand gezegd moet worden dat het in studie nemen van een aan
tal suggesties die gedaan worden niet zinvol is. Ik kan me voorstellen dat
er van die kant ernstige bedenkingen zijn, maar die zullen dan wel blijken.
Ik denk ook dat gezien de wijze waarop in de commissie gewerkt wordt dat
het goed is om de suggestie waarvan in de commissie niet onmiddellijk gezegd
werd van dat is op zich niet haalbaar om wat voor reden dan ook, financieel
stedebouwkundig, ik denk dat het de moeite waard is om het idee zoals dat
door de heer Klijs wordt voorgesteld om dat nader te onderzoeken. Ook op
zijn financiële haalbaarheid. Daar ligt de aansluiting met de opmerking van
de heer Rennings, die duidelijk de relatie legt met de uitkering histo
rische stadskernen. Een uitkering die nogal omvangrijk is. Overigens denk
ik dat we om dat goed te kunnen afwegen de wijzigingen in het kader van de
financiële verhoudingswet moeten afwachten. Dan zal wel blijken in hoeverre