-k-
kunnen beamen is er volgens ons ook geen enkele aanleiding in die richting
de oplossing voor dit probleem te zoeken.
Mijnheer de voorzitter, van de zijde van de V.V.D. en D'66 is, zij het in
tamelijk bedekte termen, het college, en daarmee uiteraard ook de coalitie
min of meer de wacht aangezegd. Dat heeft ons onaangenaam verrast. Wij
achten die opstelling ook niet helemaal redelijk, waar onze fractie, met
inbegrip van de wethouder, tot nu toe altijd bereid is geweest naar onze
partners te luisteren, hun argumenten te wegen en voor iedereen aanvaard
bare oplossingen na te streven. Zelfs wanneer dit laatste betekende dat
de Partij van de Arbeid een stuk van haar eigen ideeën moest inleveren. Dat
is nu eenmaal de prijs die je voor samenwerking betaalt. Wij zijn daartoe
nog steeds bereid maar men dient wel te beseffen dat ook de wil van de
P.v.d.A.-fractie om compromissen te sluiten zijn grenzen kent.
Wat dat betreft dreigen zich boven het pas verworven deel van St. Louis
donkere wolken samen te pakken. Hoewel wij tegen het nader onderzoeken van
allerlei mogelijkheden daar uiteraard geen bezwaar hebben, kan het niet zo
zijn dat de 8C$-bijdrage van het rijk in gevaar dreigt te komen door
ideeën die bovendien enerzijds de exploitatie van dat gebied een stuk moei
lijker maken, anderzijds de woonlasten van de toekomstige bewoners daar
ongunstig zullen beïnvloeden. Conform het beleidsprogramma blijft vooral
bij dit laatste onze eerste zorg liggen. Het doet ons dan ook deugd dat
ook de V.V.D.-fractie in haar eerste termijn op het betaalbaar blijven van
de woningen aandringt.
Mijnheer de voorzitter, met groeiende zorg nemen wij voorts kennis van de
discussie over het toekomstig gebruik van "De Schuur". Eerdergenoemde
grenzen van onze flexibiliteit worden duidelijk overschreden wanneer de
Turkse en Marokkaanse bevolkingsgroepen andermaal in de kou komen te staan.
Waar het college terecht stelt dat het hier wellicht om de allerlaatste kans
gaat, lijkt het ons een goede zaak dat, mede gelet op de druk van W.V.C. in
verband met de subsidie, de raad hierover vandaag afdoende duidelijkheid
schept. Wij zullen de raad terzake dan ook om een uitspraak vragen.
Het moet ons verder van het hart dat onze fractie het maar matig kan waarde
ren wanneer coalitiegenoten voor zichzelf een soort wippositie zouden
willen creëren. Ook hier geldt "samen uit, samen thuis" en waar de heer
Huijpen vorige keer terecht opmerkte dat liefde een kwestie van geven en
nemen is, willen wij daaraan toevoegen dat het af en toe vreemd gaan of
het dreigen daarmee dat "samen thuis" al evenzeer in gevaar brengt.
Het paÉt christen-demokraten ten aanzien van de eigen mening de nodige
bescheidenheid in acht te nemen, aldus verklaarde C.D.A.-fractievoorzitter
Bert de Vries vandaag precies een week geleden in de Tweede Kamer het
jongste schisma in 's lands christen-democratie. Wat jammer nou, mijnheer
de voorzitter, dat we daar in Oudenbosch ook zo weinig van merken. Ik bedoel
niet van dat schisma, iets soortgelijks hebben wij vorig jaar hier al gehad,
maar van die bescheidenheid inzake de eigen mening. Integendeel zelfs.
Onverdroten wordt andermaal de aanval geopend, nu niet alleen op het college
maar ook op de dienst gemeentewerken, die van te zelfstandig optreden wordt
beschuldigd en,via een omweg, op de deskundigheid van de plantsoenendienst.
Stemmingmakerij tegen mensen die niet in de gelegenheid zijn zich te ver
weren. Aldus een breed spoor van irritaties trekkend wordt daarbij stelsel
matig een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken gegeven. Tenzij
hier sprake is van een zeker masochisme om de eigen onkunde breeduit te
etaleren, komen wij bovendien meerdere malen tot de vreugdeloze constatering
dat de grootste fractie in de raad blijkbaar de juiste kijk op een aantal
zaken inderdaad kwijt is. Toegegeven, mijnheer de voorzitter, het valt niet
mee goed oppositie te voeren tegen een gedegen beleid, maar dat kan toch
niet als excuus gelden voor het huidige gedrag van de C.D.A.-fractie. Het
oordeel dat deze zich niettemin sanmatigt over de beide wethouders, achten
wij bij het ontbreken van een juist referentiekader niet relevant en eens
te meer kwetsend voor de betrokkenen, die hun functie tot nu toe op voor-