-13-
zou de positie van de burger immers nog verder in het gedrang brengen.
Ik ben dan ook verheugd dat mijn eerdere voorstellen ten aanzien van een
uiterst terughoudend tarieven- en belastingbeleid instemming vonden bij
zowel college als raad. Positief sta ik tegenover het V.V.D.-initiatief
ten aanzien van de reinigingsrechten. Hierbij teken ik wel aan dat invoering
van een tarief op publiekrechtelijke grondslag niet mag leiden tot een boven
matige lastenverzwaring. Verder moet rekening gehouden worden met de omvang
van de huishoudens. Afschaffing van de zogenaamde verplichte huisvuilzak
zou echter kunnen leiden tot een verhoogd aanbod van bijvoorbeeld papier en
glas. Dit gaat nu gelukkig nog naar papier en glasbak. Ombuigingen. Ten
aanzien van de bezuinigingen denk ik dat tot op heden een te bescheiden stap
is gezet. Ik meen dan ook dat de huidige wat hap-snapachtige werkwijze niet
kan worden volgehouden. De aanvankelijk voorgestelde goede methodiek is
mogelijk door de druk van andere dringende zaken wat in de knel gekomen.
Voor een echte strategie wordt het nu werkelijk tijd. De zorgvuldige afweging
die we maken bij het al dan niet starten van nieuwe projecten moet ook bij
beperking van het bestaande beleid worden doorgevoerd. Ik vind dan ook dat
het ombuigingsproces een nieuwe impuls verdient. Een sterke politieke
sturing acht ik hierbij van essentieel belang. Als suggestie zou ik het
college in overweging willen geven om tezamen met de fractievoorzitters
een dag de hei op te gaan om in collegiaal overleg een noodzakelijk en
concreet ombuigingsbeleid uit te zetten voor de toekomst. Een en ander zou
ertoe moeten leiden dat in september '84 niet alleen een meerjereninvesterings-
plan, maar ook een ingevuld ombuigingsplan gepresenteerd kan worden. Gaarne
uw reactie. Investeringen. Met betrekking tot de investeringen sta ik een
evenwichtig program voor. Het huidige plan voldoet niet aan die eis. Het is
ambitieus, dat mag, doch wat weinig gespreid over de jaren. Niet halen van
het program doch er wel mee rekenen in de begroting brengt een nodeloos
vertekend financieel beeld met zich mee. Daarnaast mis ik een aantal zaken.
Ik kom hier later, concreet op terug. Ten aanzien van de toekomstige investe
ringen bespeur ik verder een sterk accent op de harde sector. De zachte sector
zit, zo komt het althans bij mij over, aan de laatste speen. Een krachtige
stimulans voor het akkommodatiebeleid met de daarbij behorende middelen zou
in ieder geval gewenst zijn. De portefeuillehouder kan op mijn, naar ik hoop
gewaardeerde steun, rekenen. Verder heb ik soms de indruk dat aan bepaalde
ideeën en initiatieven, die afkomstig zijn van niet in het college vertegen
woordigde fracties, met minder elan wordt gewerkt. Ik wijs u bijvoorbeeld op
de volketuinenproblematiek en de monumentenbescherming. Het college zou zich
op dat punt wat meer bewust moeten zijn van haar positie en verantwoordelijk
heden. Indien u in plaats van wij mét u de selectie van projecten in het
beleidsplan gaat aanbrengen, zal dat aanleiding voor mij vormen mijn aan
vankelijke sympathie voor het college te heroverwegen.
De reserve-positie van de gemeente acht ik gezond. Verheugd ben ik over uw
toezegging met een fundamentele nota te komen over de mogelijke inzet van
de reserves uit het grondbedrijf. Ik meen echter dat een bredere opzet van
die nota gewenst is, waarbij ik denk aan het fonds grote werken, het priori
teitenfonds en dergelijke. Terwijl ook het al of niet simpelweg toevoegen
van overschotten aan de saldireserve ter discussie kan komen. Over de afge
lopen paar jaren hebben die overigens 2 ton per jaar bedragen. Een ernstig
punt vind ik verder dat een inzichtelijk beeld van de werkelijke onttrekkingen
uit het fiscaal egalisatiefonds ontbreekt. Mij gaat het er in ieder geval om
een goed beeld te krijgen over de vrije beschikbaarheid van gelden aan de
ene zijde en risico's aan de andere kant. Eventueel vrijkomende gelden kunnen
in mijn visie aangewend worden voor nieuwe projecten, aanpassingen van grond
prijzen en uitdrukkelijk ook voor tijdelijke opvang van komende bezuinigingen.
De naweeën van de college-onderhandelingen doen zich helaas nog steeds ge
voelen.De sfeer in het raadsgebeuren wordt door mij soms als weinig coöpera
tief ervaren. Zelfs leidt dit in cruciale kwesties tot obstructie van de
besluitvorming, of nog erger tot een belemmering in de uitvoering van eerder