recreatieve functie in de toekomst en eventuele gedachten die nog verder in
de toekomst liggen iets dergelijks wel een zinvolle aangelegenheid moet
worden geacht. Ja, dat sluit ik uiteraard op dit moment niet uit, maar ik
denk dat de heer Klijs zelf mans genoeg is om als die zaak in de commissie
aan de orde komt om voor dit hem dierbare aspect opnieuw aandacht van zijn
medecommissieleden te vragen en ik neem aan dat daar dan voldoende ruimte is om
dat met elkaar af te spreken. Daar wou ik het eigenlijk even bij laten.
De voorzitter wijst mij nog even op de opmerking van de heer Videier, die
op de financiële kant van het voorstel wijst. Met name heeft u gesproken over
de 10.725,waarvan wordt voorgesteld die toe te voegen aan de post on
voorziene uitgaven. Het is een gebruikelijke gang van zaken dat op het
moment dat er een krediet wordt gevoteerd voor het doen van een investering
waarbij sprake is van een afwijking ten opzichte van het in het investerings
programma begrote bedrag, dat het restant van de voorziene kapitaallaat
wordt afgevoerd naar de post onvoorziene uitgaven. Dus ik zie in dit geval
geen aanleiding om daarvan af te wijken, van deze algemeen gevoerde procedure.
De VOORZITTER: Het voorstel van de wethouder leg ik nu in uw midden. Of
mag ik concluderen dat dat beantwoordt aan de wens van u allen
De heer KLLJS: Wat dat laatste betreft voorzitter, dat moet ik wel, maar ik
wil nog even, als ik mag, reageren op wat de wethouder zei naar aanleiding van
het door mij gestelde. Ik dacht dat daar waar hij zei dat toen het in de
commissie openbare werken aan de orde is geweest mijn gedachte over inspraak
door de commissie is afgewezen, dat dat een iets te sterke uitdrukking is.
Dan mag ik er hem op wijzen dat dit als zodanig niet als punt van orde
expliciet aan de orde is geweest. Ik heb het naar voren gebracht en er is
weinig op ingegaan, maar ik dacht dat het een iets te sterke uitdrukking is
om te zeggen dat de commissie mijn zienswijze over het starten van een in
spraakprocedure volledig heeft afgewezen. Ik kan mij wel vinden in zijn op
merking die hij op het laatst plaatst door te zeggen er is altijd een kans
om daar nog eens een keer binnen de commissie over te spreken.
De heer DE HOOG: Een korte reactie voorzitter. Ja, ik heb net begrepen van
een collega-raadslid dat vanaf '75 in dit huis met regelmatige tussenpozen
gesproken wordt over de haven. Ik had het idee in de commissie dat we nu
eens zouden komen tot een echt plan. Ik heb dat idee twee avonden gehad.
Ik schrok een beetje toen dit voorstel ter tafel kwam. Mag ik en dat is ook
een beetje een aanvulling op wat de heer Klijs heeft gezegd, ik kan me
eigenlijk herinneren dat de wethouder heeft toegezegd in de
commissie om als er een plan ontwikkeld was om toch te overwegen de bevolking
te consulteren. Ik heb dat ondersteund. Dus ik denk dat de opmerking uit
sluitend in de richting van de heer KLijs te beperkt is. Ik heb mij daar po
sitief over uitgelaten. Mag ik begrijpen dat de wethouder zegt van nou dit is
een stukje van een totale oplossing, ik kom daar in de commissie op terug,
omdat ik toch eigenlijk wat moeite heb.om nu de zaak als afgedaan te beschouwen.
Ik kan me voorstellen dat de wethouder gehoord de discussie, peilend wat zo'n
beetje het gevoelen is van de raad, komt tot dit voorstel, maar ik zou dat
eigenlijk wel in een wat hardere toezegging willen hebben, dat we in de com
missie nu toch eens scherp doorpraten over wat we nu allemaal met die haven wel
of niet willen. Ik denk dat dat en dan val ik misschien in herhaling, maar
dat het recht doet aan de unieke plek van die haven.
De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, collega Du Pont gaat misschien op een aantal
aspecten nog in. Wat hier af en toe boven water komt is de politieke geloof
waardigheid omdat je de discussie over de haven niet in de vorm van een re
ferendum aan de bevolking voorlegt. Ik heb toch behoefte daar nadrukkelijk
stelling tegen te nemen. Het Komplan is in een uitgebreide planprocedure
ontwikkeld met inspraakgroepen. Dat is al lang geleden. Vervolgens is er een
plan vastgesteld en ter visie gelegd.Toen doorgesproken. Er is door ver
schillende mensen bezwaren ingediend tegen het Komplan, maar niet op het punt
van de haven. Vervolgens hebben jaar in jaar uit politieke groepe
ringen en partijen nadrukkelijk gesteld dat wij pleiten voor het openhouden