scheiding van de twee componenten die in het oorspronkelijke voorstel aan de orde worden gesteld. Alle opmerkingen overziende heb ik de indruk dat er een overgrote meerderheid, misschien zelfs een unanimiteit is als het gaat om de reparatie waarvan we dan in de commissie overtuigd waren dat daar sprake is van een behoorlijke noodzaak, de reparatie van kademuren aan oost- en kopzijde, als de meest malle investering die we nu eigenlijk kunnen doen, maar die wel nodig is om niet over een aantal jaren geconfronteerd te worden met ja, of gigantische bedragen danwel de mogelijkheid om bijna niet meer tot reparatie te kunnen komen, maar tot een volledige reconstructie te moeten overgaan met alle kosten daaraan ver bonden. Ik wilde voorstellen om de tweede component om die terug te nemen. Het betreft de aanlegplaats van de boten omdat daar nogal wat vraagtekens bij gezet zijn van dien aard dat ik denk dat een verdere discussie over dat punt de mogelijkheden, de onmogelijkheden, het kostendekkende aspect, het zelfbeheer danwel pachten, het aftasten van de markt, nu is inderdaad rond die zaak gewerkt op basis van beperkte gegevens samengevoegd met een aantal indrukken, vermoedens, inschattingen van mogelijkheden. Ik kan me voorstellen dat dat misschien toch een te incomplete hoeveelheid informatie is om op grond daarvan juist dat aspect nu mee te nemen. Door vrijwel iedereen is of zelf of verwijdend naar een vorige spreker opgemerkt dat in het kader van de reparatie we nog zitten met de damwand, de verwijdering daarvan. Dat is juist. Op de eerste plaats moet ik zeggen dat we gelukkig nog zitten met de damwand, die in het kader van de reparatie nog nodig is. Na de reparatie zal die dan verwijderd moeten worden. Uit de stukken hebt u kunnen zien dat we dan spreken over het benodigde krediet van 25.000, In hoe verre het nodig zal zijn dat krediet te zijner tijd tot dat bedrag te voteren daar plaats ik toch wat vraagtekens achter omdat en dan beantwoord ik eigenlijk toch nog een vraag van de heer Du Pont, in het voorgestelde kre diet van 125.OOO,— voor reparatie er duidelijk wat speelruimte kan zijn die mogelijkheden biedt om de verwijdering van het damwandscherm daarin geheel of gedeeltelijk mee te nemen. De wijze waarop het damwandscherm te zijner tijd verwijderd zal moeten worden, daarvan hebben we de indruk dat dat in combinatie met een nog resterend kredietje, wat samenhangt met het opruimen van de ark, dat de apparatuur die nodig is voor het verwijderen van dat wandscherm ook de capaciteit heeft om mogelijk die ark te verwijderen, zodat die werkzaamheden gecombineerd kunnen worden. Dat zijn twee zaken die duide lijk enige koppeling kennen en waarop als die zaak te zijner tijd aan de orde zal komen er uiteraard in de commissie over van gedachten gewisseld kan worden. Wat betreft de recreatieve voorziening, de aanlegplaats voor boten denk ik dat we ons iets meer tijd kunnen getroosten en dan daar in de commis sie duidelijker op terug te komen. Daarmee zou ik de discussie gehoord hebbende is dat het tegenvoorstel wat ik in uw midden zou willen leggen. Daarbij wil ik nog even ingaan op de vraag van de heer Klijs. De wijze waarop hij of het feit dat hij met een afwijkend standpunt komt ten opzichte van zijn fractie, daarvan neem ik kennis. Ik laat dat ook graag voor zijn rekening. Hij is in de eerste vergadering van de commissie, dat was op 3 november, toen de havenproblematiek aan de orde gesteld werd is hij direct en indirect via de pers al op een dergelijke wijze naar voren gekomen. Hij heeft zich in de tweede bespreking duidelijk opgesteld als vertegenwoordiger van zijn fractie-en ik respecteer het standpunt wat hij verwoord heeft en de wijze waarop hij dat heeft beargumenteerd. Hij heeft zijn opmerking zelf besloten met de stelling dat zijn bezwaren uitsluitend van procedurele aard zijn. Dat slaat sterk terug op ja, op het pleidooi wat hij eerder gehouden heeft om op enigerlei wijze de bevolking bij het hele gebeuren te betrekken. Die mening werd niet ondersteund in de commissie en daarin heb ik ook geen aanleiding gevonden om het tegen deiopvatting van de commissie in, om dan toch in dit verband tot een of andere vorm van peilende inspraak te komen. Hoewel anderen hebben dat al verwoord, wat op zich een zaak is die mij best dierbaar is, maar dan meestal in een contekst die daar wat meer om vraagt. Of bij het onderzoeken van de mogelijkheden en de uitvoering van een eventuele

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1983 | | pagina 94