-7-
clausule. Dus ik denk dat u veel beter uit kunt gaan van de gang van zaken
zoals die al eerder omschreven is met het gebruik van die bepalingen die
dan speciaal voor korte-termijnpacht kunnen gelden. In financieel opzicht
verwijst u nog naar een terrein wat ook op die voorwaarden verhuurd wordt
of verpacht wordt, maar dan moet ik toch wel zeggen dat dit een heel ander
type terrein is. Dat is namelijk een industrieterrein waar duidelijke ge
bruiksbeperkingen geconstateerd zijn. Dat wil ik er wel even nadrukkelijk
bij zeggen dat dat niet voor alle doeleinden gebruikt kan worden. Dat is
namelijk opgespoten en er is nog een hoeveelheid blubber uit onze haven over
heen gegaan met alle consequenties van dien. Dus u kunt nou niet zeggen dat
dat ideale grond is en dat die kan concurreren met de gronden die in Albano
liggen waar de mensen al jaren eigenlijk hun bedrijf op uitgeoefend hebben.
De VOORZITTER: Welk kader dacht u dat ik daar genoemd had
De heer WIJNEN: In het kader van de verlaging van die pachtprijs.
De VOORZITTER: Nee, dat was het industrieterrein aan de Industrieweg. Aan
één man hebben we bijna een hectare verpacht.
De heer WIJNEN: Nou ik had op het oog het terrein aan de Oudlandsedijk,
maar dat is dus veel minder waard. Dat andere terrein daar wist ik niet van
dat er een overeenkomst was. Dat had u misschien wat duidelijker uit moeten
drukken, dan had ik me kunnen voorstellen wat u bedoelde. Nou ik denk dat
de wet er voor is om op deze wijze dat gebruik mogelijk te maken en als
wij tot een ander beleid zouden moeten overgaan dan denk ik dat inderdaad
zoals de heer De Hoog zegt, wij dat toch eerst in de raad zouden hebben
moeten bespreken. Dat in lob-B gebouwd moet worden dat is onze wens evenzeer,
maar als ik nou zie wat er onder de schop komt in lob-B dan zijn dat dacht
ik eerst de zuidelijke stukken en die heeft de gemeente dacht ik nu al in ge
bruik in lob-B. Op lob-C is het in ieder geval niet zo dat in de komende
jaren we vast komen te zitten en voor zover dat dan,. zou gelden dat de ter
mijn te kort is dan geldt dat natuurlijk net zo zeer voor degenen die het
in gebruik heeft. Dus ik kan me voorstellen dat er mogelijkheden zijn om
met deze mensen in overleg te treden om, wat de heer Van Wijk zegt, na te
gaan, ik zou niet zo ver willen gaan als de heer De Hoog en ze met rust te
laten voor dit jaar, maar zo veel mogelijk ook de mensen de zekerheid te
geven van u mag er zeker een jaar blijven zitten en dan de medewerking te
vragen met de pacht er bij en per jaar bezien, niet de pacht verlengen, maar
nu aangaan, want dat kan of dat moet zelfs en dus niet de weg bewandelen
waarbij we zogenaamd de werkgelegenheid gaan verplaatsen van het ene bedrijf
naar het andere. Dat is de oplossing die u voorstelt. Die 40.000,die
onttrekt u dus duidelijk en ik wil nog wel zeggen dat u die 40.000,
loonwerkkosten die u op die 30 hectaren moet inbrengen, dat die werkgelegenheid
kleiner is dan de werkgelegenheid die er nu plaatsvindt, want dat zijn mensen
die hebben daar intensieve grondteelt. Dus die vlieger gaat volgens mij niet
op. Kortom voor zover wij de mogelijkheden hebben om de pacht voort te zetten
met de betreffende gebruikers en dan zou ik ze willen uitnodigen conform de
geldende pachtovereenkomst of de pachtwetgeving.
De heer DE HOOG: Na alle kritiek die toch denk ik in de eerste termijn is
geuit, moet ik toch zeggen dat ik, laat ik zeggen het streven van het college
om de financiële middelen te vergaren toejuich maar daar zijn ver
schillende methoden voor. Het tweede punt, de interpretatie van het akkoord.
U zegt van ja, we hebben nu heel slagvaardig een punt uitgekozen wat be
taalt, maar in feite heeft de raad dat akkoord opgesteld en ik denk dat het
ook goed is dat de raad betrokken wordt bij de vertaling en de interpretatie
van dat akkoord. Dus ik prijs uw slagvaardigheid. Ik had het alleen wat beter
gevonden als u die slagvaardigheid had laten delen door de raad. U zegt
ja, feitelijk kunnen die mensen er best voor 1 februari af,dat moeten we
even gauw gauw regelen, dat zijn uw eigen woorden geweest. Ik wijs er op dat
in ieder geval op één perceel bij mijn weten op het ogenblik nog gewassen
aanwezig zijn en ik vraag mij af of tussen nu en 1 februari die gewassen
verwijderd kunnen worden. Dat is een punt. Het tweede is dat voor die datum
van 1 februari in het afgelopen jaar mogelijkerwijs door betrokkenen investe-