-11-
dan hoeft het niet eens aan de orde te komen via de wijze die de heer
Den Braber schetste al hebt u die altijd nog als een laatste mogelijkheid
bij de hand, maar ik denk dat u die mogelijkheid niet hoeft te gebruiken,
dat wij als college met die zaken bij de raad komen. De heer Van Wijk,
nou de heer Den Braber en de heer Rennings daarvan geloof ik hoef ik niet
nader iets te zeggen. De heer Van Wijk wijst nog eens op de gezamenlijke
verantwoordelijkheid met betrekking tot het hele ombuigen. De heer De
Hoog die zegt ja, we spreken nu wel over ombuigingen, maar we moeten ook
aan nieuw beleid denken. Ik denk dat mede daarom juist die ombuigingen
nodig zijn, want daarmee wordt een stuk ruimte geschapen om dat nieuwe
beleid te realiseren. Dus ik denk dat ze in direct verband met elkaar staan.
Wat betreft de effecten voor de werkgelegenheid. Nou voor zover die binnen
het ambtelijk apparaat liggen mag ik wijzen op een van de uitgangspunten,
het derde, waarbij is uitgesproken dat er in principe geen ontslagen zullen
vallen.Buiten het gemeentelijk apparaat is er hierin nog niet over ge
sproken. Ik denk dat dat aan de politiek verantwoordelijken is om die af
weging te maken op het moment dat we voor de keuze komen te staan. Met
betrekking tot het moment waarop er inzicht moet komen. Nou het is steeds
het uitgangspunt geweest dat we voor de zomervakantie dat inzicht zouden
verschaffen dus daar streven we in ieder geval wel naar.
De heer VAN HOEK: Voorzitter, nog twee opmerkingen. Als dan het initiatief
van het college uitgaat wat betreft punt 6 dan kunnen wij daar mee akkoord
gaan en verder wilde ik dan het college en de raad bedanken voor het
beantwoorden van de vragen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
13» Voorstel tot vaststelling van de "Verordening op het fractie-assistent-
schap".
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, wij zijn in zoverre met het
voorstel akkoord, met de verordening dan, ik heb daar in de commissie ook
naar gevraagd van hoelang is die man nou eigenlijk uitgesloten en toen
zei men van nou dat is eigenlijk niet zo'n urgente zaak want die fractie
zal toch niet meer met die kandidaat aankomen, maar ik denk toch dat het
duidelijk is om voor de betreffende persoon aan te geven hoelang dat hij
nou niet meer in het gemeentehuis, in de raadskamer de stukken mag in
komen zien en vragen mag stellen en dergelijke dan weet hij in ieder geval
waar hij aan toe is en ik zou dus voor willen stellen om in de verordening
onder artikel 10, lid 2 daar staat: "Met ingang van de datum van het
collegebesluit", daar zou ik aan willen toevoegen: "tot het einde van de
zittingsperiode van de raad mag de betreffende fractie-assistent de in deze
verordening bedoelde rechten niet meer uitoefenen". Dat is mijn voorstel.
Verder zou ik het college in overweging willen geven bij de verklaring
die de fractie-assistent moet ondertekenen om daar ook ter kennis te
brengen de artikelen van de gemeentewet waarin de rechten en plichten van
een raadslid omschreven zijn, zodat hij dan weet waar hij zich aan te houden
heeft als hij zich in dezelfde zin moet gedragen als een raadslid.
De heer DE HOOG: Ja, voorzitter, u zult begrijpen dit is een erg vreugde
volle avond voor mij. Nog vier dagen dan is het lente en ik zie dit als
een lentebode, moet ik eerlijk zeggen. Mijn compliment voor het voorstel,
maar ik moet ook dank zeggen aan twee mensen waar we vanavond afscheid van
moeten nemen. Ik denk dat het mede aan mijn, laat ik ze noemen mijn li
berale vrienden aan de overzijde mede te danken is dat in het beleidspro
gramma '82-'86 dit voorstel tot stand is gekomen. Daarvoor nogmaals dank.
De heer VAN WIJK: Ja, mijnheer de voorzitter, ik wil even reageren op punt
13. De nieuw benoemde raadsleden zijn erg verheugd met dit voorstel.
De VOORZITTER: Met betrekking tot de opmerking van de heer Wijnen. Op zich
verzet er zich niets tegen dat wordt tussengevoegd "tot het einde van de
zittingsperiode", dus ik zou zeggen laten we er alstublieft geen halszaak