-5- De heer DE HOOG: Voorzitter, twee aspecten onderken ik in het preadvies. Het een is eigenlijk de vraag moeten we wel doorgaan en het tweede aspect is feitelijk als we doorgaan op welke financiële basis moeten we dan doorgaan. Ik zal voor wat betreft het tweede aspect voor vanavond mij beperken tot wat algemene opmerkingen. Voor wat betreft het eerste aspect, de noodzaak, tot het onderzoek. Ik heb me de afgelopen dagen wat begeven in medische lectuur en eens gekeken hoe daar nou in de medische wereld tegen dit soort van zaken tegen het baarmoederhalskanker-onderzoek aange keken wordt. Ik moet zeggen dat een vrij genuanceerd beeld daar uit naar voren komt. Er zijn hele duidelijke tegenstanders. Er zijn ook hele duide lijke voorstanders en er is een vrij groot grijs middengebied. Met andere woorden in de medische wereld wordt vrij genuanceerd tegen het baarmoeder- halskankeronderzoek als zodanig aangekeken. Het is dan ook denk ik moeilijk om als niet-deskundige, laat ik zeggen een oordeel uit te spreken over de noodzaak van de voortzetting van een dergelijk onderzoek. Ik ben toch laat ik zeggen al lezende tot de uiterst subjectieve gedachte gekomen dat we het toch maar voort zouden moeten zetten. Vandaar dat ik mij kan vinden in dat aspect van het voorstel. Voor wat betreft het financiële. Ik wil daar nu niet uitgebreid in treden. Wel wat algemene kanttekeningen. De financiële last die hier uit naar voren komt is een rechtstreeks gevolg van door het rijk, laat ik zeggen ingezette bezuinigingsmaatregelen en de vraag doet zich dan voor of dit soort van bezuinigingsmaatregelen op ons afkomt hoe we dat moeten verdelen over de particulier en over in dit geval de lagere overheid. Mijn eerste oordeel is eigenlijk dat dat op een zo gelijkmatig mogelijke wijze zou moeten gebeuren. Ik mag aannemen dat in tweede termijn de uitwerking van de financiële gevolgen van het voort zetten nog ter sprake komt, maar ik wou u toch deze wat bescheiden kant tekening meegeven. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, heel kort. Eens met het voorstel zij het dat en ik denk dat dat een klein beetje een voortzetting is van waar de heer De Hoog mee geëindigd is. Bezuinigen bij het rijk en zonder com pensatie de lasten bij de gemeente deponeren daar kun je niet ongestraft mee doorgaan. We hebben niet voor niets om daar beleid in te brengen heeft deze raad gezegd bezuinigingen die door het rijk bij de gemeente worden doorgespeeld moeten in hetzelfde werk in de eerste plaats gevonden worden. Wat we hier doen is toch eigenlijk een stuk kosten die tot nu toe voor 's rijks rekening kwamen voor onze rekening nemen, maar voor deze periode van twee jaar akkoord. De heer VAN WIJK: Voorzitter, wij gaan akkoord met het voorstel. Ik wil wel een paar kanttekeningen maken. Er wordt gesproken over de financiële con sequenties. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de financiën hier voor de gemeente Oudenbosch wat minder goed worden, want onze mening leidt dit tot een verhoging van de financiële last. We hopen wel dat er in een later stadium hier een oplossing voor gevonden wordt. We hopen dan dat als de regeling dus een nieuwe regeling in medisch en sociaal en ook in financiëel opzicht naar tevredenheid werkt, dat het dan eind 198^ niet hoeft te beëindigen. De VOORZITTER: Laat ik u aanbieden dat de opmerkingen die er uwerzijds zijn gemaakt met betrekking tot de financiële lasten dat we die betrekken bij de begrotingswijziging die er straks nodig zal zijn als het streekgewest uiteindelijk gaat besluiten, volgende week maandag, om het onderzoek voort te zetten. Een kanttekening overigens er bij om toch de nuances aan te brengen die er denk ik in thuishoren. Zowel de heer De Hoog als de heer Rennings spreken over de rechtstreekse last van bezuinigingsmaatregelen, maar de eerste aanleiding was voor, ik dacht zelfs dat het minister Ginjaar was geweest en anders misschien mevrouw Gardeniers, de niet allerwegen zo positieve benadering van bevolkingsonderzoeken en daarom heeft men dat aangegrepen om hier al een eerste stap op het terrein van de bezuinigingen te zetten. Ik zeg u graag toe, we komen daar bij de begrotingswijziging

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1983 | | pagina 69