-37-
kunt leren dat is dat met name op de kleine terreinen die achterstanden
veel geringer zijn en dat is een duidelijk bewijs dat we zo gauw moge
lijk af moeten van de grote kampen omdat we dan in aanzienlijke mate
van dit euvel af zijn.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, nou ik kan alleen maar constateren dat wat
de heer Rennings verwoord inderdaad in een zekere moedeloosheid binnen
het schap verwoord wordt. Ik wil in de eerstvolgende vergadering die
zorg, ik neem aan dat die gedeeld wordt door de raad, ik kan me haast
niet anders voorstellen, daar namens de raad graag overbrengen.
Zoals de heer Rennings terecht stelt zit het sterk vast op de grotere
terreinen, met name waar het gaat om de nutsvoorzieningen en de
problemen daarmee samenhangend. Het oude terrein Roosendaal waar
aansluitingen niet op individuele basis plaats vinden maar waar het schap
in feite nog steeds partij is en daardoor eigenlijk opgezadeld wordt
met de directe problemen. Ja, ik kan ook geen oplossing aanreiken op
dit moment, maar ik zeg graag toe dat ik die zorg in de eerstvolgende
vergadering aan de orde zal stellen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
16. Voorstel tot:
a. het niet-indienen van bezwaren tegen de begroting 1983 van de ge
meenschappelijke regeling ten behoeve van het Mytylonderwijs in West-
Brabant;
b. 12e wijziging van de gemeentebegroting 1983 in verband met de aan
passing van diverse ramingen.
De heer RENNINGS: Voorzitter, op zichzelf akkoord met het voorstel, maar
ook bij onderdeel a, het vaststellen van de bijdrage gemeenschappelijke
regeling ten behoeve van het Mytylonderwijs, daar zit een opstelling
die in ieder geval erg inspeelt op de aktualiteit van vandaag. Met
name het Mytylonderwijs vindt je daar terug een bijdrage die de gemeenten
leveren tot de vervoerskosten en ik wil bij deze de raad uitnodigen
om in gedachte de circulaire van de staatssecretaris van 31 december
'82, betreffende de vervoerskosten artikel 13 van de lager-onderwijswet
om er bij de Tweede Kamer op aan te dringen dat de gedachte van de staats
secretaris verwoord in die circulaire, die er én toe zullen leiden
dat de voorziening voor de leerlingen van het buitengewoon onderwijs
aanzienlijk in gevaar worden gebracht én het ernstige risico met zich
brengen dat de gemeente voor een aanzienlijke lastenverhoging gaat komen,
dat dit niet in deze vorm kan worden doorgevoerd. Daarmee wil ik niet
de indruk wekken naar betrokkenen dat de gemeente in redelijke mate
van omvang die lasten op zich neemt. Daar wil ik me op dit moment nog
niet over uitspreken. Ik wil mijn zorg tot uitdrukking brengen en
volgende week wordt de begroting in de Tweede Kamer behandeld. Ik zou
dit voorstel aan de raad willen doen.
De VOORZITTER: Mag ik daar heel even op reageren. Wij hebben met be
trekking tot moties met elkaar een afspraak gemaakt. Die afspraak hebben
we gemaakt ih het licht van de effectiviteit van moties. Wij steunen
moties van anderen niet, tenzij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
er om vraagt. Dat is in het licht van het feit dat die V.N.G. onder
handelingspartner is en vragen ook naar het oordeel van de V.N.G.wij
hebben dat steeds onderschreven, dan steeds aan de V.N.G. gericht zouden
moeten zijn. Ik denk dat we consequent zijn en ik denk ook dat de oproep
effectiever is als we hem richten, dus als de raad het wilt doen, aan
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en vragen of de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten hem wil overnemen en hem te bestemder plaatse
dat wil zeggen ik denk bij de minister, misschien in afschrift bij de
Kamer, zou willen deponeren. Ik denk ook dat, kijk het zich wenden tot,
als individuele raad, tot de Kamer dan denk ik dat je opgaat in de