-28-
Tegen genoemd voorstel stemmen de leden: Van Eijkeren, De Hoog, Jonge-
nelen, Van Hoek, Klijs, Wijnen, De Raad-Dillerop, Rubbens, Van Wijk,
Kniep-Köhnke, Du Pont, Rennings en Van Oosterhout.
Het voorstel is derhalve met 2 stemmen vóór en 13 stemmen tegen verworpen.
De VOORZITTER: Dan is aan de orde het voorstel van de heer Wijnen om
de overgangsregeling in te voeren, zoals hij dat zoeven omschreef opge
nomen op pagina 2 van het programma. Een voorstel waarvan de wethouder
in zijn antwoord impliciet gezegd heeft dat hij daarvan geen voorstander
is.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, ik denk dat ik duidelijk heb gemaakt dat ik
dat gekoppeld heb aan de besluitvorming zoals die ten aanzien van de
subsidiëringsgrondslagen heeft plaatsgevonden in september en dat op
dit moment aan zo'n overgangsregeling die daaraan gekoppeld was, dat we
daar niet op in moeten gaan.
De VOORZITTER: Aan de orde is het voorstel van de heer Wijnen. Het voor
stel is voldoende duidelijk Nou, mijnheer Wijnen formuleert het nog
een keer.
De heer WIJNEN: De overgangsregeling luidt als volgt: In geval de be
zuinigingen leiden tot lagere subsidies dan in 1982 wordt een garantie
uitkering toegekend waarbij in het eerste jaar 65#, in het tweede en
laatste jaar 35$ van het verschil wordt uitgekeerd.
De heer DE HOOG: Nou, ik begrijp de wethouder niet, want dit is het ver
lengde van het besluit dat we 16 september hebben genomen.
Sorry hoor, dat kan ik niet volgen. Ik kan een hoop volgen, maar dat
ligt gewoon in het verlengde van het besluit dat we 16 september genomen
hebben. Dus ik geloof dat de wethouder terug komt op zijn besluit.
De VOORZITTER: Ja, dat ligt in het pakket van voorstellen.
De heer VAN OOSTERHOUT: De redenering is de volgende geweest. Je gaat
over tot een andere wijze van subsidiëring. Daartoe besluit je in sep
tember. In dat licht denk je dat er mogelijke situaties zijn waarbij het
subsidiebedrag ontzettend veel lager zal zijn. Alles geredeneerd vanuit
die subsidiëringsgrondslagen die we hebben vastgesteld. Dan zeg je we
moeten een overgangsregeling hebben. Op het moment dat je op een andere
wijze gaat subsidiëren en gaat ramen op het bedrag wat in 1982 is vast
gesteld, of op het bedrag wat men vraagt, dan zeg je ja, dan heb ik aan
de overgangsregeling op dit moment niet direkt behoefte.
De VOORZITTER: Nou lijkt het mij duidelijk. Het voorstel van de heer
Wijnen is in stemming.
De stemming heeft tot resultaat:
Tegen genoemd voorstel stemmen de leden: Van Eijkeren, De Hoog, Hermes,
Den Braber, Van Wijk, Kniep-Köhnke, Du Pont, Rennings en Van Oosterhout.
Vóór genoemd voorstel stemmen de leden: Jongenelen, Van Hoek, Klijs,
Wijnen, De Raad-Dillerop en Rubbens.
Het voorstel is derhalve met 6 stemmen voor en 9 stemmen tegen verworpen.
De VOORZITTER: Mag ik aannemen dat u zich voor het overige met het voor
stel zoals het is geformuleerd bij 6.7 kunt verenigen?
De heer WIJNEN: We moeten ook het voorstel nog doen van het in eigendom
verwerven van de akkommodaties in deze tijd van privatisering.
De VOORZITTER: Ik heb niet begrepen dat u dat als een voorstel hebt ge
formuleerd. Ik dacht dat u dat als een overweging meegaf waarbij u liet
blijken dat u in ieder geval voor de andere richting geen voorstander
zou zijn.
De heer WIJNEN: Ja, maar u kunt dat zoals dat in de welzijnsomschrijving
wel meer in ander taalgebruik wordt toegepast en dan tuin je er in zoals
sommige mensen dat overkomt en dat zal anderen ook wel eens overkomen.
Dus vandaar dat ik het in een voorstel formuleer, dat het voor ons geen
voorwaarde is dat de akkommodaties in gemeentelijk bezit komen in de
tijd van privatisering.
De VOORZITTER: Ja, dat is voor u geen voorwaarde.
De heer WIJNEN: Blijkbaar in het stuk wel. U streeft ernaar. Anders
spreek je je dus uit voor dat voorstel zoals dat hier omschreven is.