-55- De heer VAN EIJKEREN: De heer Klijs die stelt dat ik wat al te globaal op zijn opmerkingen gereageerd heb, daarbij sterk verwijzend naar de verslagen van de commissievergaderingen of liever gezegd naar de discussie die gevoerd is in de commissievergadering. Ik heb dat aan het begin van de beantwoording nog gezegd dat ik gezien de uitvoerige discussie die we daar hebben gehad en het karakter van commissievergaderingen, het doel daarvan ik ook meende det te mogen doen. Desalniettemin dacht ik toch op vrijwel elke opmerking te hebben gereageerd. Ik heb niet ontkend dat het C.D.A. geen positieve houding zou hebben tegenover plannen zoals het onderhavige en dat er sprake is van een duidelijk ander wensenpakket, een andere zienswijze dat zal ook eenieder duidelijk zijn. Het probleem in de commissievergaderingen was met name het niet bespreekbaar zijn van het bedrag van 525-000,een enorme kloof die daardoor bleef bestaan met mijn persoonlijke opvatting en zeker ook met die van de andere commissie leden die wel bereid waren om ergens tussen de oorspronkelijke raming en het eerste bedrag van 1,2 miljoen een poging te doen om elkaar daar te vinden. Ik dacht in de eerste termijn duidelijk te hebben aangegeven dat wat de heer Klijs opmerkte de waarde van de opmerkingen die gemaakt zijn dat die goed ingeschat moeten worden. Hij wijst dan met name op opmerkingen die van de zijde van de V.V.D. zijn gemaakt. Ik meende in eerste instantie al duidelijk te hebben aangegeven dat gaandeweg het proces dat steeds duidelijker is geworden en ik dacht dat ik daar ook op een redelijke wijze op had ingespeeld en een aantal uitspraken heb gedaan die wat richting geven aan de toekomst, constateert dat 5&% meer is dan kk%. Dat is juist. Het C.D.A. vindt verder dat de vinger aan de pols moet worden gehouden als het gaat om de, zeg maar het kader van de ruimtelijke ordening waar binnen de uitvoering moet plaatsvinden. Ik heb in eerste termijn nog gezegd dat dat de volgende stap is. Binnen het huidige kader is een en ander niet mogelijk, dus we zullen op zeer korte termijn ook op dat gebied de mogelijkheden moeten creëren om met de uitvoering te kunnen beginnen. Wat betreft de voorbereiding van de definitieve herziening van het plan Oudland is het duidelijk dat de stedebouwkundige die dat in voorbereiding heeft uiteraard dat proces mee gevolgd heeft. Dus dat loopt sterk parallel. Het zit in de molen. De heer Van Hoek wijst op het fonds grote werken, dat daar toch zeker wel afspraken over zijn. Ik heb ook gezegd er is een soort gentlemen's agreement en als je de tekst naleest dan blijkt dat er ook in die tijd bij eerdere gelegenheden verschillend over gedacht werd, dat dat niet echt uitgesproken is, maar dat men elkaar gevonden heeft voor die zaken waar het toen om ging. Riolering Marktstraat dat is terecht die opmerking daarover, maar het is in feite ook een incident omdat het te maken heeft met de noodzaak. Vandaar dat het ook ter plaatse bekeken is en geconstateerd, de noodzaak om tot een herinrichting van het straatbeeld te komen met het oog op het eventueel realiseren van parkeerterreinen en als ik het me goed kan herinneren een viertal woningen. Wat ik gezegd heb in eerste instantie over het profijtbeginsel daar is de heer Van Hoek mee akkoord. Aan de andere kant heeft hij weer gelijk als hij zegt die 75.000,is nogal een bedrag en er is wat al te globaal aangegeven dat dat via dat beginsel bereikt moet worden. Dat had mogelijk wat gespecifi- ceerder gekund. Afschrijvingstermijnen van 30 naar ^0 jaar om het financiële plaatje rond te breien. Ik denk dat als dat de enige achter grond zou zijn dat je daarover nog kunt twisten of dat zo volstrekt on verantwoord genoemd mag worden. We zijn al enige tijd bezig om afschrijf- termijnen die we kenden binnen het financiële beleid en waarvan we ook kijkende om ons heen in andere gemeenten moeten constateren dat het ook wel luxe termijnen waren die best op een verantwoorde wijze een zekere verlenging verdragen op grond van dat beleid vind ik dat hier sprake is van een voortzetting van dat beleid wat ook in de voorstellende gedachte die straks de commissie en later de raad zullen bereiken eis het gaat om de gemeentelijke inventarisatie van de gesteldheid van onze riolering

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1983 | | pagina 184