om eenmalig een bijdrage van twee ton uit het fonds grote werken te halen. Ik heb gezien in de meerjarenraming dat het fonds grote werken de komende periode gaat groeien tot dik over de twee miljoen en ik zie zelfs aan komen dat we straks drie miljoen hebben als deze raad wordt vervangen door een volgende. Ik zie in zijn levensdagen nog niet voor drie miljoen plannen opduiken. Ik vraag me af of het eenmalig aanwenden nou zoveel oneigenlijker is als bijvoorbeeld aanwending van 7 ton daaruit ten be hoeve van een tunnel. De heer VAN EIJKEREN: Bij het beluisteren van de verschillende sprekers heb ik zonder dat ik het echt de wijze waarop dat iedereen zich uit in discussie wil brengen, heb ik enige selectie geconstateerd in de waarden die toegekend worden aan de uitvoerige discussies in evenzovele com missievergaderingen die juist bedoeld zijn om wat voorwerk te verrichten voor raadsvergaderingen. Vandaar dat ik er wat moeite mee heb om zelf ook in herhalingen te vallen als ik met name op alle opmerkingen die door het C.D.A. zijn gemaakt zou moeten ingaan, maar ik zal mijn best doen. Het probleem bij de opmerkingen van de heer Klijs is dat hij enerzijds schermt met het hebben gelezen en bestudeërd van literatuur, nou ben ik ook niet helemaal onbekend op dit gebied ook uit andere hoofde, daarom heb ik toch, ik wil niet zeggen twijfels, maar toch vraagtekens bij de vooraankondiging. Daar waar het gaat om de eerste opmerking van de heer Klijs, waarin hij stelt dat de prioriteit die gegeven is aan de verbetering van de woon omgeving met name in dit geval in de Churchillstraat als eerste, dat de veronderstelde behoefte waarop die prioriteit gebaseerd is slechts stoelt op een vermoeden. Er was geen inzicht in de wensen van de bewoners. Sterker nog er is nog steeds geen inzicht in de wensen van de bewoners. Nog sterker op grond van zijn inschattingen van het resultaat van de enquête zou te concluderen zijn dat de meerderheid geen enkele behoefte heeft aan het plan waar we vanavond over spreken en waar ook in de commissie vanuit het C.D.A. toch altijd nog vijf ton voor beschikbaar was gesteld. Iemand die ooit iets heeft gezien van literatuur op het gebied van enqueteren en interviewen die weet dat de responscijfers, de percentages bij het houden van enquêtes op iets andere wijze gehanteerd worden dan de simpele wijze van 0 tot 100 en hoge scores worden zelden genoteerd in een per centage wat de 50 te boven gaat. Vandaar dat ik me wel kan vinden in de opmerking van de heer Rennings over de bijzonder hoge respons. Bovendien hebben de inspraakavonden eigenlijk toch een bevestiging van dat beeld te zien gegeven en ja, iedereen heeft eigenlijk de neiging om selectief te luisteren, maar als er zo selectief geluisterd wordt op inspraakavonden naar aanleiding van de berichten van inspraakavonden, ik weet niet in welke mate uw fractie ze bezocht heeft, dan moet ik toch constateren dat uit de verslagen van die avonden duidelijk is gebleken hoe veelvuldig de vragen en de wensen van de bewoners wel waren, zodat de conclusie dat daar slechts de belangstelling was voor de plaats van de auto toch een wat onverantwoordelijke bagatellisering genoemd mag worden van de werkelijkheid. De heer Klijs heeft gesteld dat er een sfeer heeft bestaan vanaf het begin dat alles zou kunnen. Ik dacht dat bij de inleidingen die gehouden zijn bij de inspraakavonden, besprekingen met de werkgroep, duide lijk een andere teneur zichtbaar maakten. De heer Klijs stelt dat het C.D.A. een grote verantwoordelijkheid niet alleen in deze omgeving maar ook voor andere omgevingen heeft. Dat lijkt me logisch. Ik denk dat dat voor iedereen wel zo is. We zitten hier als raadlid voor de gemeente. De kwaliteit voor de andere plannen. De ambitie die spreekt uit dit plan, de kosten die ermee gemoeid zijn, ja, daarvan schat de heer Klijs in dat dat een beeld is wat verwachtingen wekt en uit zijn opmerking begrijp ik dat hij erbij inschat dat die nooit bewaarheid kunnen worden. Ik heb in de commissievergaderingen duidelijk proberen te maken, maar kennelijk niet kunnen overtuigen, dat er een bijstelling ten opzichte van het

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1983 | | pagina 176