-7-
gevonden voor de personele bezetting en we zijn er in geslaagd om op alle
momenten minstens twee personeelsleden in het bad aanwezig te laten zijn.
Ik denk dat dat ook noodzakelijk is. Ik denk dat dat geen enkele rol speelt
in dit verhaal. Het gaat er om dat wij op dat moment inkomsten missen die
we anders kunnen hebben voor de mensen die toch in onze dienst zijn.
Die indirecte subsidiëring. Kijk heel duidelijk legt Daphnia de link van
we trekken op deze manier leden aan. Dat moeten we onderschrijven, ik denk
dat dat ook wel zo is. Anderzijds, het tweede punt is dat als je een
zweminstructie verzorgt voor ongeveer 15 mensen, waarmee hun wachtlijst
dus ook maar zeer langzaam en zeer minimaal kleiner wordt, zou je dus zeggen
dat die 15 mensen dus op enigerlei wijze bijdragen en zeker de kosten ook
overtreffen die Daphnia op dat moment zou maken. Mijnheer Huijpen vraagt
of er vroeger ook een wachtlijst was. Wat ik weet van voor mijn periode
dacht ik dat er wel eens sprake was van wachtlijsten, maar ik weet nu
niet of dat zo is. Door de achterstand zijn ze uiteraard fors opgelopen.
Mevrouw De Raad zegt er is jaren een wachtlijst, die was heel goed op de
hoogte. Hij zal alleen wat groter zijn geworden.
De VOORZITTER: Het voorstel van het college daarbij is, zoals u daarstraks
begrepen hebt, om het standpunt te handhaven zoals dat eerder werd ingenomen.
Mevrouw DE RAAD-DILLEROP: Nou, mijnheer de voorzitter, ik ben het daar
helemaal niet mee eens. Ik vind dat Daphnia
De VOORZITTER: Mag ik heel even onderbreken. We hebben op grond van het
reglement van orde met elkaar ons te houden aan twee instanties en we
zouden nu aan de derde beginnen. Dat kan, maar dan moet de raad er toe
besluiten, maar ik denk dat het niet verstandig is. U mag wel een voor
stel doen als u wilt.
Mevrouw DE RAAD-DILLEROP: Ja, ik wil een voorstel doen. Ik zou willen
voorstellen om Daphnia dus toch nog toestemming te geven tot zwemlessen.
De VOORZITTER: En dat voorstel wilt u in stemming gebracht zien
Mevrouw DE RAAD-DILLEROP: Ja.
De VOORZITTER: In stemming is het voorstel van mevrouw De Raad om Daphnia
wel toe te staan lessen te geven.
De loting wijst aan dat de heer Den Braber (nr. 3 van de presentielijst)
als eerste stemt.
De stemming heeft tot resultaat:
Voor genoemd voorstel stemmen de leden: Huijpen, Videier, Jongenelen, Van
Hoek, Klijs, Wijnen, De Raad-Dillerop en Rubbens.
Tegen genoemd voorstel stemmen de leden: Den Braber, Du Pont, Van Oosterhout,
Van Eijkeren, De Hoog en Hermes.
Genoemd voorstel is derhalve met 8 stemmen voor en 6 stemmen tegen aangenomen.
De VOORZITTER: Wie verder over de ingekomen stukken
De heer Dü PONT: Punt 16, voorzitter, het schrijven van de Vrouwenbeweging
N.K.V. Daarbij stelt u voor conform bijgevoegd ontwerp-schrijven te ant
woorden. Ik vind dat wel een vrij mager schrijven en ik vraag me af of er
niet meer argumenten in aangevoerd kunnen worden. Een van de argumenten
die we zouden kunnen opnemen is dat wij voor niet-zwemverenigingen niet
af kunnen wijken van dat tarief. Dan had ik nog een vraag. Als mijn in
formatie juist is dan wordt er ook over niet-aktieven gesproken in de brief
dan wordt er aan de niet-aktieven hetzelfde tarief in rekening gebracht
als voor anderen. Als dat zo is dan is het ook correct om dat in de brief
op te nemen.
De heer VAN OQSTERHOUT: Om met het laatste te beginnen ook voor niet-
aktieven geldt het tarief zoals dat voor andere dan zwemverenigingen
geldt. Dat is juist. Voor niet-zwemverenigingen hebben we onlangs bepaald
dat het tarief op 84,70 wordt gebracht en ik denk dat op dat moment heel
duidelijk bepaald is dat we onderscheid hebben gemaakt tussen zwemvere
nigingen en niet-zwemverenigingen. Ik denk dat we op deze korte termijn