stel, maar het blijft voor mij toch dezelfde vraag als die de heer Rennings
heeft van hoe is het nou met de taakstelling omdat ze volgens artikel 5 van
de parapluverordening binnen het raam van de taakstelling ongevraagd aan
burgemeester en wethouders voorstellen en adviezen kunnen voorleggen. Nou
dan is voor mij de vraag van hoe zit het dan met de taakstelling Ten aanzien
van de samenstelling begrijp ik dat dat straks weer opkomt in september, maar
tot die tijd ben ik toch eigenlijk wel benieuwd hoe men die taakstelling
regelt. Ik denk dat we dat zo snel mogelijk moeten regelen. Dat is dus min of
meer dezelfde vraag.
De heer DEN BRAKER: Ja, voorzitter, het is min of meer de martelgang van kromme
Leendert geweest deze verordening. Ik denk dat we een jaar of drie,
vier geleden ermee gestart zijn. Eindelijk is het dan zover. Het is niet
een verordening zoals ik die geschreven zou hebben. Niettemin vind ik voldoende
van mijn ideeën om hiermee akkoord te gaan. Over die culturele commissie
hebben mijn voorgangers al vragen gesteld. Ik denk dat we dat op vrij korte
termijn toch moeten regelen. Ik heb in gedachte voor de vakantie eigenlijk,
omdat het staat mij bij dat wij de huidige leden van de commissie min of meer
beloofd hebben vorig najaar dat het van korte duur zou zijn hun lidmaat
schap. Op een punt ben ik wel teleurgesteld. Het is niet geregeld dacht ik in
het beleidsprogramma, maar ik heb het er niet op nageslagen, maar het staat
mij levendig bij dan in een van de verwoede discussies die wij vorig jaar
in de voorbereiding op dit college gevoerd hebben ten aanzien van het voor
zitterschap uitgesproken hebben allemaal dat wij in deze periode een proef
zouden nemen met een voorzitter van een commissie niet zijnde lid van het college.
Ja, nou zit er natuurlijk wel een in, de culturele commissie, maar ik denk dat
wij daar toen niet aan gedacht hadden. Ik denk dat wij toen wat meer aan een
beleidsmatige commissie gedacht hebben. Het zit er niet in dat we die af
spraken na gaan komen met deze verordening. Ik vind dat jammer.
De VOORZITTER: Met betrekking tot de problematiek van de culturele commissie.
We spraken tot nu toe steeds over culturele raad, maar we hebben juist om het
onderscheid op dit moment heel duidelijk te maken de naam culturele commissie
opgenomen in de verordening om het onderscheid in ieder geval voor eenieder
duidelijk te houden. Er staat tegenover dat u uit de pers inmiddels ook hebt
begrepen dat er een beraad is tussen de portefeuillehouder en die culturele
raad, dat particuliere initiatief en dat wij pogen te komen tot een invulling
op zeer korte termijn van de taakstelling zoals die denk ik ons allemaal
voor ogen staat en dan zullen we ook met een voorstel moeten komen en willen
we ook komen met betrekking tot de invulling van de commissie. Maar op dit
vooruit lopen zou het beraad wat de wethouder heeft met die culturele raad
frustreren. Dus ik stel voor om het op dit moment toch te laten voor wat het
is. Dat betekent dat de taak die op dit moment voor de culturele commissie er
ligt eigenlijk dezelfde is als tot nog toe in de commissie beschikbaarstelling
expositieruimte werd behartigd en dus uiteindelijk naar ieders bedoeling
slechts een deel van die taak, maar ik zeg u graag toe dat er op een zo kort
mogelijke termijn, ik weet niet of het haalbaar is in de vergadering van 30
juni, zeker wat betreft de bemanning is dat niet haalbaar, want we hebben de
advertentie voor de invulling van de commissie sociale zaken waarvoor we dan
met een voorstel komen in die vergadering, de advertentie daarvoor hebben we
uitgezonden en dan kunnen we het maar net halen, dus als we nog niet weten wat
het resultaat is van het overleg met de culturele raad dan kunnen we in ieder
geval op 30 juni die invulling niet klaar krijgen. Overigens bij mijnheer
Videier viel de maand september, maar de maand september heeft geen bijzondere
betekenis dit jaar, dat had het vorig jaar, maar dit jaar niet meer. Dan
de heer Den Braber, die zegt ik ben teleurgesteld in het voorzitterschap en
het ontbreken van een proef. We hebben de zaak een en andermaal in de
commissie algemene en bestuurlijke zaken aan de orde gehad, in openbare ver
gaderingen, ik mag daarom volstaan met te verwijzen naar hetgeen er daarover
gezegd is en ik neem aan dat u dat wilt respecteren. Kan de raad zich met het
voorstel verenigen Waarbij ik de toezegging doe dat we op zo kort mogelijke