Je moet constateren dat de gemeenten in dit gewest en in vele gewesten op sociaal-economisch gebied niet samenwerken en dat wil je projecten van de grond krijgen van enige omvang dat er samengewerkt moet worden. Waar je in den lande kijkt waar men met enige mate van succes projecten van de grond krijgt dan gebeurt dat in samenwerking met meerdere gemeenten. Zeker daar waar gemeenten op kleine schaal opereren. Tot nu toe is de bereidheid van de gemeenten in West-Brabant nog niet zo ver gekomen om op dat punt samen te werken. Dat hebben we vorig jaar moeten vaststellen. Ik denk dat je ook niet mag verwachten dat op dit moment de taak op het punt van de acquisitie etc. zou worden overgedragen. Dat is een realiteit. Wat wel zo is dat in de vernetting van allerlei regelingen doorgaans nogal langs elkaar heen gewerkt wordt en hier en daar uit koud-watervrees experimenten niet van de grond kunnen komen. Nou in zo'n overleg is het met name mogelijk dat de instanties als gewestelijk arbeidsbureau W.S.W., Consulentschap voor het Midden- en Klein Bedrijf etc. dat die hun informatie in een keer aan 18 gemeenten kwijt kunnen.Door het bestuurlijke overlegplatform, wat achter dat ambtelijk overleg zit, ontstaat de mogelijkheid om daar in ieder geval bestuurlijke impulsen aan te geven. Ja, in mijn overtuiging mag dit nooit het einde zijn, maar het begin om op sociaal-economisch gebied in West-Brabant samen te werken. Voorzitter, nog een concrete vraag van de heer Wijnen. Werkgevers en werk nemers, als je goed naar de nota Werklokaal kijkt van het F.N.V. en die is een aantal keren behandeld waar ik bij was waar ook werkgevers bij aanwezig waren dan kan ik niet anders concluderen dat de werkgevers in grote mate die nota onderschreven en een dergelijk overlegvorm en een verder voort borduren van een overleg tot regionale werkgelegenheidsinstituten etc. is nou precies de richting die daar uit spreekt, of die daar wordt uitge sproken. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb er wel vertrouwen in. Alleen het is een uitleg die u in eerste instantie gaf en die door de heer Rennings nog wat aangevuld is als er inderdaad van uit gegaan wordt dat de mogelijkheid concreet gemaakt wordt dat mensen vanuit het bedrijfsleven evenzeer hun problemen in kunnen brengen. Dat stond niet in de notitie. Dat werd heel nadrukkelijk toegeschreven naar de gemeenten die problemen op tafel moesten leggen. Als de portefeuillehouder daarmee akkoord gaat dat dat de interpretatie is die u gegeven jieeft, ik neem aan van wel, dat ze die onderschrijven. De heer RENNINGS: Mag ik daar even een antwoord op geven. Tot nu toe is het zo dat de werkgever dan naar de desbetreffende gemeente moet gaan, maar wat denkt u van een werkgever die uit 12 gemeenten werknemers heeft en een project wil starten waarvan hij van 12 verschillende sociale diensten af hankelijk is en die hanteren dan 12 verschillende criteria Dat is het probleem waar een heleboel overheidsinstanties mee zitten. De VOORZITTER: Ja, ik denk dat het geen twijfel leidt dat het inderdaad ge respecteerde partners zullen zijn die ook duidelijk hun inbreng zullen kunnen hebben. De heer WIJNEN: De vertegenwoordiging daar heb ik nog geen antwoord op ge kregen op welke wijze dus de vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers plaatsvindt. Er staat voor elke instantie, er is natuurlijk nog niet aange geven wie de gemeenten gaat vertegenwoordigen, de groepen van gemeenten wel, maar de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers als zodanig is nog niet, daar is nog geen voorstel voor. Dat heb ik ook niet gehoord, maar daar heb ik wel om gevraagd. De VOORZITTER: Ja, de vraag is makkelijk gesteld, het antwoord moet ik u namelijk schuldig blijven, omdat wij en ik heb al gewezen op het feit hoe het eigenlijk tot stand is gekomen, in zeer korte tijd met een principe-uitspraak van de zijde van de gewestraad en daarmee de noodzaak om in ieder geval over dat principe ook hun vragen aan de gemeenten te stellen en de uitwerking moet nu nog komen. Ik denk dat we hooguit wat dat betreft kunnen aandringen en

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1983 | | pagina 120