De VOORZITTER: Met betrekking tot de vragen van de heer De Hoog. De alter
natieven waarover wij hebben gesproken zou niet ik meenemen, want ik maak
geen deel uit van die gewestraad, maar zouden onze gewestraadsleden meenemen.
Dus ik kijk graag naar de heer Hermes of naar de heer Rennings met betrek
king tot hetgeen ermee gebeurd is. In de vergadering van het streekgewest
dan. Met betrekking tot die extra last, die is inderdaad ruim IjJ.QOO,
die wordt voor ongeveer 6.000,— bepaald door het feit dat het baar-
moederhalskankeronderzoek waartoe inmiddels is besloten 0,50 per inwoner
duurder uitvalt dan het in de vroegere gesubsidieerde vorm voor de gemeente
kostte. Naast die 0,50 per inwoner voor dat baarmoederhalskankeronderzoek
betekent het instellen van de gewestelijke gezondheidsdienst voor ons
dat wij in hoofdzaak een stuk bedrijfsgeneeskundige dienst krijgen die in
het verleden niet op deze manier was. We hadden wel een gemeente-arts, maar
de dienstverlening van de zijde van de gemeente-arts laat zich denk ik
niet vergelijken met die welke door het streekgewest zal worden geleverd.
Nou u kunt het uit mijn antwoord al afleiden. Hij is in zoverre structu
reel dat zolang als baarmoederhalskankeronderzoek in stand blijft en er
geen rijkssubsidie terugkeert dat die 6.000,die daarmee te maken
hebben wel in takt zullen blijven en voor de bedrijfsgeneeskundige dienst
geldt datzelfde. Met betrekking tot de opmerking van de heer Den Braber.
Hij is geschrokken van de lasten,die 13.000,per half jaar. Nou ik
heb hem uitgelegd hoe die tot stand zijn gekomen, althans in grove trekken.
Daar speelt overigens toch wel wat meer. Misschien is dat nog een aardige
onderstreping van de opmerking die de heer Den Braber maakte dat de centrum
gemeenten er wel van zullen profiteren. Er is doordat het leerlingenaantal
in het gebied van een van de schoolartsendiensten een bepaalde grens over
schreden heeft en ook in het totale gebied die grens overschreden heeft, dus
er is wel duidelijk op gelet dat er niet ergens een functionaris te veel
wordt ingevuld, maar daardoor is een probleem waar Roosendaal mee zat op
gelost. Roosendaal had in het verleden een boventallige arts ter beschikking
gesteld aan het buitengewoon onderwijs en had laten weten dat ze in ieder
geval van die last afwilden. De gewestelijke gezondheidsdienst zorgt
door de aanpak die daarbij nu gevolgd is dat Roosendaal wat dat betreft
in ieder geval zonder problemen blijft zitten. Nou dat is een onderstre
ping van de opmerking van de heer Den Braber dat de centrumgemeenten er
van profiteren. Die blijven zonder zorgen zitten en u hebt inderdaad goed
gesignaleerd dat gemeenten met gemeente-artsen nog wel met zorgen blijven
zitten. Vandaar dat wij ook hebben voorgesteld om ons op te stellen als be
doeld in de brief die wij voorstellen om te laten uitgaan. Die teleurstel
ling zou op zich best verwoord kunnen worden, maar ik denk dat het niet
helemaal terecht is want wij wisten dat het baarmoederhalskankeronderzoek
extra kosten op zou leveren, al wisten we de omvang daarvan niet precies.
We wisten dat het krijgen van een stuk dienstverlening in de sfeer van
de bedrijfsgeneeskundige dienst dat dat ook kosten met zich zou brengen.
Dus ik denk eigenlijk dat we al zolang weten dat deze kosten op ons af
komen dat het toch eigenlijk niet zo relevant is om een opmerking in de
zin van teleurstelling in de brief mee te nemen. Er waren onvoldoende
stukken bij zei de heer Den Braber om te kunnen beoordelen. Ja wil je het
goed kunnen beoordelen dan moet je uiteindelijk al die deelrekeningen, die
deelbegrotingen van de diensten die zijn samengevoegd kennen. Die kennen
wij ook niet. Wat dat betreft moeten we inderdaad toch een beetje varen op
de koers van het streekgewest. Wat er inmiddels in het D.B. is besproken
over de problematiek van de gemeente-arts dat weet ik niet. Ik weet ook
niet of de heer Rennings bereid is om ons daarover te informeren, maar dat
wil ik hem graag vragen.
De heer RENNINGS: Voorzitter, ik vind het niet de plaats om daar op dit
moment iets over te zeggen.
De VOORZITTER: Nou dan niet.
De heer RENNINGS: Ik ben wel bereid om dat in de gewestraad aan de orde te
stellen. De vraag die de heer De Hoog nog gesteld heeft met betrekking tot