ordening aangaat. Ik had graag gezien dat punt II, dan ben ik het ook met de heer De Hoog eens, dat ik het wel wat magertjes vind, want daar staat"voor zover deze worden bevorderd door zorg". Ik had dat graag veranderd gezien in maat schappelijke- en gezondheidszorg. Dat was eigenlijk de enige opmerking die ik wilde maken. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, eens met het voorstel met betrekking tot de voorgedragen personen. De selectie is naar uit de rapportage blijkt zeer zorgvuldig geweest. Ik denk dat je bij de samenstelling van deze commissie vooral moet kijken naar de criteria van zoals ze door het college in de solli citatieprocedure gesteld zijn. De betrokkenheid tot het welzijnswerk. De moge lijkheid om in planprocedures met betrekking tot het welzijnswerk te kunnen opereren. Ja, dan kan ik de overwegingen van het college volgen dat het tot deze voordracht komt. Het college wist wat wij als raadsleden hadden in onze voor bereiding voor de commissie in augustus reeds gemeld wie wij zouden voordragen vanuit de raad in de welzijnscommissie. Dan naar de verordening toe. Ja, voor zitter, eens met de opmerking van de heer De Hoog naar de plaatsvervangende leden. Daarmee maken we van deze commissie een exclusieve commissie. Een andere opmerking. We hebben in het verleden al eens gezegd dat het nodig zou zijn dat we een algemene commissieverordening hebben. Daar zijn ook pogingen toe ondernomen. Volgens mij is die nog niet afgerond die algemene commissie- verordening, maar bij het lezen van de verordening op deze commissie dan kun je toch je niet aan de indruk onttrekken dat het nodig is dat een dergelijke verordening er komt, omdat op een aantal punten zeer exclusieve dingen naar deze commissie worden beschreven die eigenlijk voor elke commissie zouden moeten gelden. Je kunt er zelfs over twisten, want onze fractie is er bij voorbaat nog niet van overtuigd dat het nuttig is om plaatsvervangende leden in commissies te hebben. Ik denk dat dat ook te maken heeft, maar dan gaan we discussiëren over de noodzaak daarvan en dat is op dit moment niet aan de orde, maar ik constateer wel dat als je het nu voor deze commissie in een verordening opneemt dat je daarmee zonder dit punt in de discussie te brengen heel nadrukkelijk een voorschot neemt op de besluitvorming. Daar heb ik wat problemen mee. Overigens voorzitter geen opmerkingen. De heer DEN BRABER: Voorzitter, bij de voordracht van het college beginnend moet ik constateren dat er een aardige spreiding in betrokkenheid bij het welzijns werk erin terug te vinden is. In politieke kleur is het wat eenzijdig maar dat is voor mijn fractie nog nooit aanleiding geweest om mensen tegen te houden om enige functie te gaan vervullen. Dus in die voordracht kunnen wij ons wel vinden. Ten aanzien van de verordening heb ik wel wat opmerkingen. Ik deel de opmerking van de heer Rennings ten aanzien van die plaatsvervangende leden in artikel 1. In artikel 3 staat onder het tweede lid dat de commissie geen besluiten mag nemen als niet tenminste de helft van de leden aanwezig is. Ik denk dat daar onlosmakelijk aan vast moet dat dan binnen een x-termijn een nieuwe ver gadering moet worden uitgeschreven die ongeacht het aantal leden bevoegd is be sluiten te nemen, want als we dit zo laten staan dan zou het in theorie denkbaar zijn dat de helft van de leden, de helft plus 1 van de leden, besluitvorming gaat saboteren door gewoon weg te blijven. Artikel 5» lid 2 daar staat in dat het lidmaatschap van de commissie beëindigd is op het moment dat in de vakature voorzien is. Ik zou daar graag de tekst van lid 1 van artikel k bij halen. Daar staat dat de zittingsperiode gelijk loopt met de zittingsperiode van de raad. Mijnheer de voorzitter, wij hebben in de afgelopen tijd een poosje zonder commissie gezeten omdat we de oude commissie te vroeg ontslag hebben laten nemen, namelijk op 6 september of 7 september dat weet ik niet meer en nu pas een nieuwe in gaan stellen. Ik zou willen voorstellen de zittingsperiode van de niet- raadsleden te laten duren totdat er nieuwe niet-raadsleden zijn geïnstalleerd. Dus niet gelijk aflopen met de raad, maar wat over september heen te laten springen en dan wanneer wij nieuwe burgers benoemen dan de oude ontslag ver lenen dan komen we niet weer met een gat te zitten. Verder ziet het er prima uit voorzitter. De heer VAN OQSTERHOUT: Ten aanzien van de vragen van de heer Van Hoek met betrekking tot het opheffen van een aantal commissies, waaronder de culturele

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 93