-21-
tot het bestemmingsplan "Komplan" (Molenstraat).
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik begrijp dat u dit voorberei-
dingsbesluit bespoedigen wil voor de mogelijkheden om te bouwen. Nou be
spoediging van de mogelijkheden om daar te bouwen die lijken me niet nodig.
De betreffende berging is al herbouwd, die staat er al kant en klaar, maar
bovendien stond hij er al voordien. Dus dat bespoedigen heeft geen enkele zin
in dit geval. Ik vind het nogal een formele gang van zaken dat u op deze manier
een voorbereidingsbesluit treft om de zaak te legaliseren, terwijl dat ding
al jaren in gebruik is. In het preadvies wordt verder nog een onjuiste voor
stelling van zaken gegeven. Dat ben ik althans van mening. Een ander zal dat
moeten bestrijden als dat anders is. De berging bevindt zich namelijk achter
de woning nummer 20 en niet achter de woning op nummer 22. Dat is toch wel van
wezenlijk belang omdat een deel van de bebouwing van nummer 20 zich eveneens
bevindt op de grond met de bestemming Tuin en Erf I. Ik heb dat nog even
nagekeken in het Komplan en ja, dat betreft dan zo'n gangetje waar zo'n uit
stulping in zit van de woning 20 en daarachter bevindt zich dan de berging op
nummer 22. Het lijkt mij dan ook onjuist om ten behoeve van de familie Maas
een voorbereidingsbesluit te nemen en niet voor de bebouwing die daaraan voor
af gaat, want die zou daar dan evenzeer onder moeten vallen en dan zou het
natuurlijk helemaal te gek zijn om voor mensen die al lang bergingen op dat
gebied hebben om dan kosten van een voorbereidingsbesluit in rekening te
brengen. Ik heb de indruk dat de aanduiding van de bestemming wel juist is
geschied en dat het in eerdere instantie bij de bepaling van het Komplan niet
juist is geschied en niet in overeenstemming was met het feitelijk gebruik
wat er in 1978 was. Als zodanig het voorstel om de bestemming te zijner tijd
aan te passen, daar hebben we geen enkel probleem mee. Dat brengt de zaak
enkel maar in overeenstemming. Alleen de procedure daar maak ik bezwaar tegen.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik betwijfel of het juist is wat de heer Wijnen zegt,
dat het gaat om een reeds jarenlang bestaande aanbouw. Mijn informatie zowel
van de familie Maas als van de familie die het pand Molenstraat 20 bewoont, is
dat de betreffende bouw tamelijk recent heeft plaatsgevonden en het is wel
zo dat voordat de betreffende mensen daar kwamen wonen ter plaatse een welis
waar wat bouwvalliger bouwsel gestaan heeft. Het is dus niet juist dat de bouw
die op dit moment door de betreffende familie in feite illegaal geplaatst is,
dat gebouw er al jarenlang zou staan.
De heer WIJNEN: Ja, ik heb de indruk toch gekregen dat, maar goed ik kan dat
ook niet bewijzen, van de familie Maas en dat is ook in de hoorzitting verteld
dat er een berging stond en dat is door de betreffende medewerkers van gemeente
werken op dat moment niet tegengesproken. Daar stond een berging en die is naar
achteren wat groter gemaakt. Er zijn inderdaad nieuwe planken aangespijkerd.
Het is een houten gebouw. De berging bevindt zich op erfpachtsgrond van de ge
meente en bijgevolge mag daar geen stenen gebouw opgericht worden en daar heeft
voorzover ik weet een weliswaar kleinere berging gestaan maar er heeft er een
gestaan en het feit dat je daar nu zo'n procedure voor in werking stelt dat
vind ik erg formeel.
De VOORZITTER: Dat is natuurlijk waar, het gaat om de formaliteit.
De heer VAN EIJKEREN: Nou ik denk dat de situatie waar ik net al op duidde, ten
opzichte van de omgeving - laat ik het zo maar uitdrukken - er eigenlijk om
vraagt om deze zaak te legaliseren, omdat dat anders verdergaande problemen met
zich zou kunnen brengen.
De VOORZITTER: Vraagt de fractie van het C.D.A. aantekening van het feit dat
ze tegen het besluit is of kunnen we het gewoon nemen
De heer WIJNEN: Ja, ik heb eigenlijk nog niet voldoende antwoord gehad op be
paalde vragen, onder andere het feit dat hier staat achter de woning 22, dat
klopt dus niet. Het hoort bij de woning 22 en het is niet achter de woning
van 22 gebouwd, maar achter de woning van 20. Er zijn nog een paar andere zaken
die ik aan de orde gesteld heb en als die niet beantwoord worden ja, dan zijn
wij van mening dat het geen zin heeft om een voorbereidingsbesluit te nemen.
Dus niet op formele wijze, maar zoals u dat eerder gesteld heeft bij het herzien
van een deel van het Komplan.